Spreekbeurt over de Bataven

Deze spreekbeurt is gemaakt door Mitch Verbraeken (9 jaar)

Werkstuk over de Bataven

Inhoudsopgave :

** inleiding

** gebruikte boeken

** hoofdstuk 1 : waar kwamen ze vandaan?

** hoofdstuk 2 : wonen en kleding

** hoofdstuk 3 : eten en drinken

** hoofdstuk 4 : dieren in het wild

** hoofdstuk 5 : ziekten

** hoofdstuk 6 : slavernij

** hoofdstuk 7 : niet naar school!

** hoofdstuk 8 : Bataven en hun geloof

** hoofdstuk 9 : volksvergaderingen

** hoofdstuk 10 : waar zijn de Bataven gebleven ?

** slotwoord

* Inleiding :

De Bataven is een interessant onderwerp vind ik zelf.

De plaatjes waren erg moeilijk te vinden.

· gebruikte boeken:

* onze lage landen, bewoners vanaf de ijstijd tot heden

m&p boeken encyclopedie

* de Bataven. Informatie junior nummer 457

geschreven door Diny Storm

*Het leven door de eeuwen heen.

De wereld in zicht

Geschreven door G. Caselli

· Hoofdstuk 1 : Waar kwamen ze vandaan??

Tweeduizend jaar geleden bestond Nederland nog niet, zoals het nu bestaat. Er woonden kleine groepen mensen. De Friezen woonden in het Noorden, waar nu Groningen, Friesland en Drente zijn.

De Tubanten woonden in het oosten van ons land. De Marezaten woonden in Zeeland. Bij zee woonden de Kaninefaten, bij zee dus. En in de Betuwe woonden de Bataven.

Deze groepen bij elkaar, (de Friezen, de Tubanten, de Marezaten, de Kaninefaten en de Bataven heten de GERMANEN.

De Bataven komen oorspronkelijk uit Duitsland.

Ze vonden in ons land een mooie plek om te wonen. Deze plek noemden ze Bat-Ouwe, dit betekent Goede Grond.

Daarna werd het Betuwe.

In ons land waren ook gebieden met slechte grond.

Dit noemden ze Vale-Ouwe. Dat heet nu de Veluwe.

De Bataven kwamen naar ons land, want ze waren goede vrienden met de Romeinen.

De Romeinen wilden overal de baas spelen en hadden grote legers.

De Bataven werkten als soldaat ook in dit leger.

Als je twintig jaar soldaat was geweest, kreeg je een huis en een stuk grond in ons land.

Wij weten veel hierover, door TACITUS. Dat was een Romeinse man, die alles opschreef.

· Hoofdstuk 2 : Wonen en kleding

De Bataven hadden geen stenen huis zoals wij.

Ze maakten hutten van houten palen, klei en mest.

In de winter was het dan te koud in de hutten.

Dan kroop men weg onder de grond in hun hol.

Daar kon de koude wind niet komen., dus hadden ze het niet zo koud.

In de zomer droegen de Bataven wollen of linnen rokken.

De rokken werden door de vrouwen gemaakt.

Linnen wordt gemaakt van vlas.

Dat is een plant. Van de stengels werden dikke draden gesponnen.

In de winter droegen de mannen een berehuid. Dat was lekker warm.

· Hoofdstuk 3 : Eten en drinken

De mannen gingen vaak jagen en vissen.

Van riet werden netten gevlochten.

Daarmee vingen ze vis.

Soms jaagden ze op een bruine beer of een everzwijn.

Er werd gejaagd met speren en met pijl en boog.

Ook werden wel valkuilen gegraven.

De mannen wisten precies, waar de dieren langs liepen.

In zo’n pad werd een kuil gegraven.

De bovenkant werd bedekt met takken en bladeren.

Als een eland of een oeros erop stapte, viel hij in de kuil.

De mannen stormden op het dier af en maakten hem dood.

Dan hadden ze weer te eten.

Het dier werd in stukken gesneden en boven het vuur gehangen.

De huid van het dier is voor de jager.

Die had dan weer een nieuwe jas.

Tijdens de jacht gingen de jagers niet te ver het bos in. Dat was gevaarlijk.

Want in het bos wonen de bosgeesten, zo dachten de jagers.

Die konden mensen kwaad doen.

De Bataven werkten ook op het land.

Ze hadden kleine akkers.

Daarop groeiden rogge en gerst.

Het werk op het land werd gedaan door de vrouwen en de meisjes.

Ook oude mannen werkten op het land.

Die gingen niet meer mee op jacht.

Het land werd bewerkt met een stok.

Een stok met een punt eraan.

Daarmee werd in de grond geprikt.

Zo werd de grond losser.

Het graan kan dan beter groeien.

Van de roggekorrels en gerstekorrels werd meel gemaakt.

Ook dat was vrouwenwerk.

De korrels werden fijngewreven tussen 2 stenen.

Van het meel weren koeken gebakken.

Of er werd pap van gemaakt..

De Bataven aten ook wel knollen en wortels en gekookte eikels.

Al het eten was zoutloos.

Zout was nog onbekend.

De vrouwen maakten ook drankjes.

Van wilde honing maakten ze een honingdrank.

Mee heette die drank.

Bier werd gebrouwen uit gerst.

Daar werden stukjes eikenschors door gedaan.

Dan kreeg het bier een bruine kleur.

· Hoofdstuk 4 : Dieren in het wild.

Veel dieren, die de Bataven kenden, leven niet meer in ons land.

De bruine beer, de oeros, en de eland komen niet meer voor.

De Bataven jaagden veel op die dieren.

Er waren nog andere dieren. De wolf en de vos. Die werden ook gegeten.

De bever en de everzwijn.

· Hoofdstuk 5 : Ziekten

Ziek zijn is niet leuk.

Maar voor de Bataven is ziek zijn verschrikkelijk.

Er waren geen doktoren.

Er waren ook geen ziekenhuizen.

De Bataven kenden alleen grote en sterke mensen.

De zwakke en zieke mensen gingen dood.

Ze werden bijna niet verzorgd.

Zwakke kinderen gingen vanzelf dood.

Kinderen met een handicap geboren, werden doodgemaakt.

Zo bleven alleen de sterken over.

Deden de Bataven dan niets tegen ziekten???

Jawel!!

Vrouwen en meisjes plukten in het bos kruiden.

Deze kruiden hielpen tegen ziekten.

· Hoofdstuk 6: Slavernij

Soms was er een oorlog tussen twee groepen Bataven.

De mensen die gevangen genomen werden, werden slaven.

Ze moesten voortaan werken voor de Bataven die gewonnen hadden.

Hun haar werd afgeschoren. Zo zag iedereen, dat je een slaaf was.

Ze moesten erg hard werken.

De Bataafse mannen waren niet altijd aan het vissen of jagen.

Of aan het vechten met andere groepen.

Soms zaten ze gezellig bij elkaar.

En dronken gerstebier.

Soms was een Bataaf zo dronken, dat hij alles verdobbelde.

Hij had dan niets meer en moest slaaf zijn.

· Hoofdstuk 7 : Niet naar school!

Er was geen school. De kinderen hoefden niet te rekenen.

Ze leerden ook niet lezen.

De kinderen bleven thuis.

Dat lijkt misschien erg fijn.

Maar luieren was er niet bij.

Ze moesten werken.

De jongens leerden van hun vader, hoe ze moesten jagen of vissen.

En vooral hoe ze moesten vechten.

De grootvaders vertelden de jongens spannende verhalen over oorlog of jacht.

Daar leerden de jongens veel van.

De meisjes moesten nog harder werken.

Ze leerden potten bakken, koken en spinnen.

Ze leerden ook, hoe ze rokken moesten maken.

Ze moesten mee naar het land.

Daar bewerkten ze met een stok het land.

Dat leerden ze van hun moeder en grootmoeder.

Ook leerden ze kruiden zoeken in het bos.

· Hoofdstuk 8 : Bataven en hun geloof

De Bataven geloofden in veel goden.

Er zijn verhalen over deze goden bekend.

Voor de Bataven was WODAN de hoofdgod.

Hij had MIDSHEIM gemaakt.

Dat is de aarde.

De mensen had hij ook gemaakt.

Wodan maakten de mensen uit 2 bomen.

De man van een es en een vrouw van een olm.

Tenminste, dat geloofden de Bataven.

De goden zelf woonden in Gladheim.

Dat was de grote godentuin.

Langs de regenboog daalden de goden soms af naar de mensen in de MIDSHEIM.

Wodan reed op zijn paard door de lucht.

Het paard heette Sleipnir.

De vrouw van Wodan heette Freya.

De dochters van Wodan waren de Walkuren.

Zij maakten uit of de mannen wel naar Walhalla mochten.

Het Walhalla was het huis voor de helden.

Daar kwamen alle mannen terecht, die als held gestorven waren.

Het was een groot huis met prachtige zuilen.

Na de dood mochten de helden daar rondwandelen.

Een man die aan een ziekte was gestorven mocht niet naar het Walhalla. Hij was geen held.

Door het geloof waren de Bataven echte vechtersbazen.

Zij wilden wel graag sneuvelen op het slagveld.

Dan wisten ze zeker, dat ze in het Walhalla zouden komen.

In het Walhalla was het altijd feest.

Daar mochten ze bier drinken.

Niet uit bekers maar uit schedels.

Die schedels waren van vijanden.

De zoon van Wodan was Balder.

Overal waar Balder kwam was het feest.

Daar werd alles nieuw en mooi.

De bomen kregen nieuwe blaadjes.

De vogels maakten nieuwe nestjes.

Dat was het werk van Balder.

Ter ere van hem werd het midzomerfeest gevierd.

De Bataven maakten dan grote vuren op het land.

Als je at van het voedsel, dat hierop werd gemaakt, was je weer gezond.

Donar was de god van de onweer.

Je kon hem horen rijden over de wolken.

De wagen werd getrokken door twee bokken.

Soms sloeg Donar met zijn hamer op de wolken.

Ook wierp hij de hamer naar de aarde.

Hij ving de hamer weer op als hij terugketste.

Dat waren de onweer en de bliksem.

Een andere plaats waar goden woonden was Nevelheim.

Daar was het altijd donker.

Het was er griezelig en koud.

Als je niet in het Walhalla kwam, ging je naar het Nevelheim.

Daar kwamen slaven en mannen die gestorven waren aan een ziekte.

De namen van de goden zie je nu in de dagen van de week.

Wodan = woensdag

Donar = donderdag

Freya = vrijdag.

· Hoofdstuk 9 : Volksvergaderingen

In het woud werd vergaderd.

In een tempel.

Zo’n tempel is bij het dorp Elst opgegraven.

Het heilige woud was een stuk bos.

In dat bos kwamen priesters bij elkaar om te vergaderen.

Ook andere Bataven mochten er naar toe.

Ze hadden wapens bij zich.

Speren en pijlen en bogen.

Ze droegen een schild aan de arm.

De oudsten hadden de leiding.

Tijdens de vergadering moesten de priesters recht spreken.

Misdadigers werden streng gestraft.

Soms werden ze dan aan een boom gehangen.

De priesters deden een voorspelling van de jacht.

Ze wisten of het gunstig zou zijn of niet.

· Hoofdstuk 10 : Waar zijn de Bataven gebleven?

De grootste aanvoerder was JULIUS CIVILIS.

Hij was de baas over alle Bataven.

Alle Bataven moesten hem gehoorzamen.

In het jaar 69 waren de Bataven het zat.

Ze wilden niet langer dat de Romeinen de baas waren.

Toen brak er oorlog uit.

Veel Romeinen sneuvelden.

Maar ook veel Bataven kwamen om.

Tijdens de volksvergaderingen voorspelden de priesters, dat de Bataven zouden winnen.

Toch liep het verkeerd af.

De Romeinen wonnen de strijd.

Er kwam een leger van de Romeinen in Noviomagen ( Nijmegen).

Die moesten de Bataven in de gaten houden.

De Bataven kregen toen last van water in de Betuwe.

Het water kwam hoger en hoger.

Daarom vertrokken de Bataven uit de Betuwe.

Ze zijn ook uit de geschiedenis vertrokken.

Niemand weet waar ze gebleven zijn.

· Slotwoord.

Ik heb nu veel van dit werkstuk geleerd want ik wist er niet zo veel van.

Bijvoorbeeld de marezaten.

Het is zo lang geleden.

Ik vind het knap, dat ze dan toch veel weten over de Bataven.