Deze spreekbeurt werd gemaakt door Sanne van de Walle
Mag ik beginnen juf?
Ik hou mijn spreekbeurt over boten en over de recreatie vaart.
Eerst vertel ik iets over het ontstaan van en de omstandigheden op boten.
En daarna ga ik iets vertellen over de recreatie vaart de allereerste vaartuigen.
Dan iets over de verdere ontwikkeling van boten ofwel watersport.
Nou daar gaan we dan:
INLEIDING
Ooit heel lang geleden, bestonden er helemaal nog geen boten. Mensen wisten wel dat als je op het water ging lopen , hoe vervelend dat ook was, dat je dan zonk. En daar hadden ze vrede mee. Voor water moest je gewoon uitkijken.
Totdat een jongen en zijn zusje die bij de rivier zaten op een zeker moment een oude boomstam voorbij zagen komen drijven met daarop een bibberend wolvenjong die er per ongeluk op was gesprongen. Die welp was wel bang van al het water om hem heen maar,,,, hij bleef wel drijven. Ze bleven een tijdje naar het wolven jong kijken maar toen de boomstam wat naar de kant was gedreven sprong het wolvenjong van de boomstam af. Dat wilde zij ook wel eens proberen. Ze zochten een oude boomstam op en sjouwden die naar het water. Voorzichtig gingen ze er op zitten en langzaam dreven ze van de kant. Het eerste vaartuig was ontdekt.
Helaas voor de jongen en het meisje vielen ze toen ze al een aardig stukje van de kant waren van de boomstam af. Gelukkig spoelde de stroom hun naar de kant. Toch vonden ze het maar wat leuk dat ze bleven drijven en ze zochten elke dag opnieuw naar manieren om de boomstam beter te laten drijven. Ze maakten hem aan de onderkant een beetje plat, holden hem aan de bovenkant een beetje uit en namen takken mee om zich voort te duwen. (plaatje 1 jongen op boomstam) En zo was de eerste boot geboren.
KERN
Jullie begrijpen dat ik het grootste deel van dit verhaal verzonnen heb, maar er zal toch wel iets van waar zijn.In de loop der tijd zijn boten steeds verder ontwikkeld. Daar ga ik nu wat over vertellen.
Boten zij dus eigenlijk ontstaan toen mensen ontdekten dat sommige dingen zoals rietbundels, boomstammen, opgeblazen dieren huiden en waterdichte manden bleven drijven.
Tussen de schepen van heel in het begin en de schepen van nu zaten heel wat verschillen. Die waren er natuurlijk niet ineens. Steeds werden nieuwe dingen uitgeprobeerd. Sommige die goed waren bleven en werden steeds verbeterd; andere verdwenen weer.
Wat altijd belangrijk was, was dat de mensen vooruit moesten gaan met zo’n boot. Eerst deden ze dat door stokken in de bodem onder water te steken en zich vooruit te duwen. In diepe wateren was dat wel een beetje lastig omdat je de bodem niet kon raken. Door steeds opnieuw te proberen ontdekte men dat je ook kon peddelen of roeien. Dat werkt nu eigenlijk nog zo als je aan een roeiboot of een rubberboot denk. Op grote schepen had je natuurlijk niet zo veel aan een stel roeispanen. Dat schoot niet op. Daarom kreeg je boten waar heel veel mannen tegelijk op konden roeien. Een werkje wat natuurlijk erg zwaar was en niet zo leuk. Daarom werd dat vaak door slaven gedaan (slavenboot plaatje 2)
Ook op andere manieren probeerde men de schepen vooruit te krijgen. De wind was natuurlijk een kracht waarvan men al snel doorhad dat die een schip kon verplaatsen. Als je grote lappen op een stok in op de boot zette ging het allemaal nog veel sneller. Eigenlijk had men op die manier de mast en het zeil uitgevonden. En zo ontstonden de eerste zeilboten.
Lastig was wel dat de wind niet altijd de goede kant uit blies. Soms wilden de mensen eigenlijk precies de andere kant op. Door de zeilen op een bepaalde manier met sterke touwen in de wind te hangen lukte het ook om schuin tegen de wind in te varen. En door steeds weer een beetje te zigzaggen (op het bord tekenen) kon je toch tegen de windrichting in zeilen. Dat heet laveren.
Op de grote schepen van vroeger was het leven geen pretje. We praten nu over de over de 15e t/m de 19e. Zeker bij lange reizen had de bemanning met veel problemen te maken. Sommige zaken hadden te maken met een slechte hygiëne, sommige met slechte voeding en te weinig vitamines en weer andere problemen ontstonden door onvoldoende medische kennis.
Bijvoorbeeld:
- Geen toiletten ze deden alles gewoon over boord!
- Geen douches je kunt je voorstellen dat het vreselijk stonk op zo’n boot
- Kleine kamertjes die meer op kooien dan op slaapkamers leken waarin je maar heel weinig ruimte had en waarin meestal ook nog veel mensen bij elkaar sliepen. Overigens: Tegenwoordig heten de slaapplaatsen op boten nog steeds kooien. Vandaar waarschijnlijk.
- Omdat er zo weinig ruimte op de schepen was voor de bemanning en er zoveel mensen heel dicht op elkaar leefden, konden ze elkaar ook heel makkelijk besmetten. Als er dus iemand ziek werd, werd vaak het grootste deel van de bemanning ziek. Dat waren echte rampen.
- Veel ziekten ontstonden ook door te weinig en slecht eten. Op vitamines werd al helemaal niet gelet, omdat men niet wist dat die bestonden. Door die slechte voeding ontstonden ook weer ziektes. Een hele gevaarlijke was (scheurbuik 4) die ontstond door gebrek aan vitamine C. Kenmerken daarvan waren: dat je langzaamaan steeds zwakker werd, bleke huid, ingezonken ogen, uitvallende tanden, inwendige bloedingen (dat je van binnen ging bloeden) en het weer open gaan van oude wonden en lidtekens. Uit eindelijk volgde: uitputting, diarree, flauwvallen en long- en nierstoornissen. Als je dit allemaal gehad had ging je uiteindelijk naar de haaien(ging je dood).
- Trouwens als je ziek was, of tijdens een gevecht gewond was geraakt ging je naar de scheepsarts. En dan had je echt een behoorlijk probleem: VERTELLEN UIT HET BOEK 4.
- Deze problemen en de behandeling van de dokters zorgden ook voor veel doden tijdens de reis. Die werden in doeken gewikkeld en overboord gegooid. Die mensen kregen dan wat je noemt “ een zeemansgraf” en op die manier kon je dus ook “naar de haaien gaan”.
Gelukkig werd dat later allemaal wat beter. Men ontdekte waarom je ziek werd, van slecht eten, de medische wetenschap werd beter en ook de mogelijkheden om voedsel te bewaren verbeterden.
En zo kon varen ook wel weer leuk worden. Sommige mensen gingen het op den duur zelfs voor hun plezier doen.En dat varen voor je plezier heet dus pleziervaar of watersport waarmee ik gelukkig weer terug ben bij mijn eigenlijke spreekbeurt.
Pleziervaart
Pleziervaart is dus varen voor je plezier. Je kunt natuurlijk ook allerlei wedstrijden mee organiseren zoals puzzeltochten, zeilwedstrijden of racewedstrijden. Daarom wordt ook vaak gesproken over watersport.
De watersport valt eigenlijk uiteen in een drietal groepen:
Met spierkracht voortbewogen schepen
Door de wind voortbewogen schepen
Door een motor voortbewogen schepen.
Bij de eerste categorie zou je kunnen denken aan een roeiboot, maar ook aan een kano en, waarom ook niet, aan een opgeblazen vrachtwagen band waarmee je lekker kan spelen.
Onder de tweede categorie vallen de zeilboten. Van hele kleintjes plastic of houten bootjes tot hele grote stalen en polyester schepen.
De derde categorie zijn de motorschepen. Dat kan een roeiboot zijn met een buitenboordmotor of een motorjacht met slaapplaatsen, een keuken, een tv en wat je al niet meer kunt bedenken.
Over die laatste categorie wil ik het vooral hebben omdat wij zo’n boot hebben.
Om jullie goed te kunnen vertellen wat er allemaal komt kijken bij het maken van een boottocht, gaan we in gedachte een reis maken. We beginnen in Zwartewaal (wijs aan) en we gaan naar Middelharnis.
Voor je kan gaan varen moet je eerst een paar dingen regelen en uitzoeken:
- de eerste stap die je maakt als je een bootreis wil maken is een bestemming uitkiezen, dat hebben wij al gedaan. We gaan naar Middelharnis.
- de tweede stap is het plannen van de route. Een route kun je uitstippelen op een waterkaart. Wij gaan zo varen (laat zien).
- de derde stap is om te kijken in je route planning of je over grote stromende rivieren gaat. Dat is belangrijk omdat je dan uit kunt zoeken of je de stroom mee hebt of tegen. Omdat de stroming vaak erg sterk is, soms wel 8 km per uur scheelt dat erg veel in tijd en brandstof. Net zo als bijvoorbeeld de wind tegen op de fiets. Dan is het ook handig als je zou kunnen uitzoeken wanneer je de wind mee hebt. Hoe zit dat op onze reis? Eerst varen we als we uit onze jachthaven vertrekken ongeveer een uurtje over een kanaal dat niet stroomt. Daarna komen we bij een sluis, waar ik straks nog meer over vertel. Na de sluis begint de oude maas. Dat is een rivier die uiteindelijk in open verbinding(dus zonder sluis er tussen)met de zee staat. Door de getijdenwerking staat daar dus soms stroom mee en op een ander moment juist weer stroom tegen, afhankelijk van welke kant je op gaat. Omdat de tijden van de stroming per dag anders zijn moet je van tevoren even opzoeken. Dat kan in een getijdenboekje(laat zien) maar bijvoorbeeld ook op het internet. Als we om acht uur de stroom mee hebben, hoe laat moeten we dan uit de jachthaven vertrekken? (7 uur). Soms heb je pech, dan moet je ergens op een bepaalde tijd zijn, omdat je ander niet op tijd in de haven bent, dan kun je niet wachten op stroom mee en moet je met stroom tegen varen.
Dan heb je dus de derde stap gehad, je weet waar je naar toe wil, je wet hoe je er naartoe wil en je weet hoe laat je moet vertrekken.
Dus kunnen we op weg:
Als we uit de jachthaven vertrekken varen we eerst een uurtje op het voedingskanaal (wijs pratend aan). Na dat uurtje varen komen we bij de sluis aan.
Voor we verder varen wil ik jullie iets over sluizen vertellen:
waarom een sluis
Sluizen zijn bedacht om het water in rivieren te kunnen beheersen. Als er geen sluizen zouden zijn zou een rivier als het ware leeglopen van het hoger gelegen beginpunt naar zee toe. Bovenaan de rivier zou dan heel weinig water staan, waardoor er geen schepen zouden kunnen varen omdat het te ondiep is. Beneden aan de rivier zou juist weer veel te veel water zijn waardoor er wel schepen kunnen varen maar waardoor ook overstromingen zouden kunnen ontstaan.
Als simpele oplossing voor dit probleem zou je op een aantal punten dammen in de rivier kunnen bouwen. Dat gebeurt in sommige rivieren ook wel. Echter, zo’n dam is wel een hindernis voor schepen . Die zouden daar niet langs kunnen. (zie tekening 1) Men heeft toen sluizen bedacht. Een sluis is eigenlijk niets anders dan twee damwanden achter elkaar, maar dan zo gemaakt dat elke damwand open en dicht kan in de vorm van grote dikke deuren.
hoe werkt een sluis
In elke sluisdeur zitten schuiven. Als je een sluis in wilt waren moet het water in de sluis even hoog staan als het water waar je vandaan komt. Dat gebeurt door het openen van schuiven in de sluisdeur. Het water stijgt, of zakt dan afhankelijk van de deur die gekozen wordt. Als het water op de juiste hoogte staat kan de sluisdeur geopend worden. Dan kun je erin varen (zie tekening 2 ) . Achter je gaat de deur dan weer dicht.
Nu worden aan de andere kant de schuiven in de sluisdeur omhoog gedaan. De waterhoogte past zich dan weer aan aan de hoogte van het andere deel van de rivier. De boot gaat dan echt omhoog (of juist naar beneden, zoals in plaatje 3). Als ook nu weer het water gelijk staat met het water aan de andere kant van de deur kan de sluisdeur geopend worden en kun je verder varen.(zie plaatje 4) Vaak liggen er dan schepen te wachten die de andere kant op willen. Die varen dan naar binnen en het verhaal begint dan weer opnieuw.
het doorvaren van een sluis
Als je een sluis wilt passeren moet je je aanmelden bij degene die de sluis bedient. Die wordt sluismeester of sluiswachter genoemd. Dat aanmelden doe je door middel van een soort bel die aan de steiger voor de sluis is gemonteerd of, als je die hebt, via de marifoon. Dat is een soort telefoon voor de scheepvaart (laten zien). Ik vertel daar straks nog wat meer over.
De sluismeester doet op het juiste moment de deur open en kan aanwijzingen geven waar je moet gaan liggen. Dat gebeurt vooral als er meer schepen tegelijk de sluis in willen. Als je in de sluis bent maak je je schip met touwen aan de sluiswand vast. Daarbij is het heel belangrijk dat je het schip niet met knopen vastmaakt. Als het water zakt zou je dan namelijk aan de wand blijven hangen, of als het water stijgt onder water getrokken kunnen worden. Dat vastmaken zonder knopen noemen ze vastmaken met slippende lijnen.
Als het schutten achter de rug is vaar je in dezelfde volgorde uit de sluis als dat je erin gevaren bent.
Na dat we de sluis zijn door gevaren komen we op de oude maas (wijs aan). Hier varen heel veel grote vrachtschepen en containerschepen. Daar moeten we goed voor uitkijken, want de beroepsvaart heeft altijd voorrang. Een belangrijk hulpmiddel om de bewegingen van grote schepen te volgen is de marifoon (laten zien). Dit is een marifoon. Een marifoon is een soort kruising tussen een telefoon en een walkietalkie. Grote en kleine schepen zenden daarmee berichten naar elkaar die te maken hebben met de veiligheid. Zo kan bijvoorbeeld een groot containerschip van de voren aangeven dat hij een haven uit komt varen, of er juist in wil. Op een ander moment kan een kapitein een bericht uitzenden dat hij een ander groot schip aan een bepaalde kant wil passeren. Ook kan een marifoon gebruikt worden om noodsignalen uit te zenden als er iets met een schip is. Als een schip dreigt te zinken wordt er bijvoorbeeld het signaal Mayday..Mayday uitgezonden met daar achteraan wat er aan de hand is.
Niet alleen schepen onder elkaar ontvangen elkaars berichten. Ook zijn er havendiensten op de wal die precies willen weten welke schepen zich op het water bevinden. Die komen daar onder andere achter doordat schepen zich via de marifoon bij hen melden.
Omdat het zo’n belangrijk instrument is is het ook verboden om gezellige praatjes via de marifoon te voeren. Berichtjes van schepen onder elkaar als: Hoi Bep, wat eten we vanavond zijn dus ook verboden. Als je dit nou toch doet, kunnen ze aan een code zien wie de zender is, als ze je hierdoor ontdekken krijg je netjes een dikke bekeuring thuis gestuurd.
Op onze reis gaan we ervan uit dat er geen noodsituaties voordoen. Maar wij kunnen hem wel gebruiken om bijvoorbeeld de sluiswachter of een havenmeester te laten weten dat we eraan komen.
Als je een marifoon aan boord wil hebben of er al een hebt moet je een diploma hebben. Daarvoor kun je bij verschillende bedrijven een opleiding volgen.
Ondertussen hebben we zo’n drie kwartier gevaren. Aan onze rechterkant (stuurboord in schipperstermen) zien we Het Spui verschijnen, de verbindingsrivier tussen de Oude Maas en het Haringvliet.
In het water liggen veel boeien (laat zien). Die hebben een speciale functie. Ze zijn ervoor om aan te geven hoe de vaargeul (het diepste deel van het water) loopt. Omdat ze genummerd zijn kun je er, samen met de waterkaart ook heel goed de weg mee vinden. Op de waterkaarten staan de boeien in het water getekend. Bij elke boei staat een nummer. Sommige boeien hebben een nog specialere functie, zij geven bijv ondieptes aan of obstakels onderwater. Op bijvoorbeeeld het haring vliet waar we net aan zijn aangekomen heb je grote delen water in natuurgebieden die soms maar 10 cm diep zijn. Dat kun je echter niet aan het wateroppervlak zien. Zonder de boeien zou je dus heel gemakkelijk vast kunnen lopen (gebied aanwijzen). Op onze tocht naar Middelharnis moeten we dus aan het eind van het Spui goed uitkijken. Met een verrekijker (katen zien) zou je Middelharnis al kunnen zien liggen. Maar als je er recht naar toe zou varen loop je onherroepelijk aan de grond. We moeten dus enigszins een omweg nemen. Hoe die weg loopt zien je aan de boeien.
We steken volgens deze weg het Haringvliet over. Het Haringvliet was vroeger een open zeearm. Na de waternoodsramp (plaatje 5)van 1953 heeft men vlak bij zee een grote dam geplaatst, de Haringvlietdam. Door grote beweegbare schuiven in die dam kan men de werking van eb en vloed, vooral bij stormweer goed regelen. Daardoor is het Haringvliet nu ook meer een recreatiegebied geworden dan een scheepvaartroute voor de beroepsvaart. Wel wordt er nog steeds veel gevist.
Het Haringvliet is een groot water. Bij slecht weer kan het er behoorlijk spoken. Jammer genoeg voor ons is het inmiddels slecht weer geworden. Het waait hard en het regent. De golven zijn meer dan een meter hoog. En al hebben we een zware boot, op dit grote water zijn we niet meer dan een notedop. We kunnen door het slechte weer niet meer buiten sturen. Hoog tijd om een zwemvest aan te trekken en de ruitenwissers in te schakelen anders zouden we door het opspattende water niets meer zien. Zwemvesten zijn een belangrijk veiligheidsmiddel. Ze zijn vooral belangrijk voor het geval dat je in het water zou vallen en door een klap bewusteloos zou raken. Door de grote kraag en het feit dat het drijfmiddel op je buik zit draai je dan als vanzelf op je rug en blijft je mond boven water. Ook is het zo dat als het koud is je binnen enkele minuten niet meer goed kan zwemmen. Ook dan kan een zwemvest net je lever redden. Het heeft dus weinigte maken met het feit of je wel of geen diploma’s hebt. Daardoor dragen op groot water volwassen mensen ook heel vaak zwemvesten, vooral op open boten.
Inmiddels hebben we in de boot ook alles goed vast gezet. Door de hoge golven slingert de boot enorm. Als je geen maatregelen zou nemen zou alles van de tafel en uit de kastjes vallen. Dat is niet alleen vervelend, maar ook gevaarlijk omdat je er weer over zou kunnen struikelen of dat er iets zwaars op je zou kunnen vallen.
Voor de veiligheid hebben we ook nog een rubberboot achter onze boot hangen met een buitenboordmotortje en roeispanen. Mocht de motor uitvallen dan kunnen we het anker uitgooien (laten zien). Wijzelf kunnen ons dan als het nodig mocht zijn in veiligheid brengen met de rubberboot. Uiteraard zouden we dan eerst ook met de marifoon noodsignalen uitzenden. En in de boot hebben we ook nog vuurpijlen liggen. Als het nacht is en je zou een noodsignaal uit willen zenden dan kun je zo’n vuurpijl afschieten en kunnen andere schepen precies zien waar je ligt.
Maar gelukkig overkomt ons deze ellende ons allemaal niet. En al schuudend en golvend zien we in de verte de lichten van de haventekens van Middelharnis. Hoe we precies de haven in moeten varen zien we aan deze speciale rood-witte en groen-witte palen. Als we de haven binnenvaren merken we dat de strekdammen in het water (een soort dijken) hun werk goed doen. We hebben geen last meer van de golven en het slechte weer lijkt ineens wel voorbij. Zo zie je maar, op groot water is het toch heel anders dan op een kleine sloot.
Als we de haven invaren melden we ons via de marifoon bij de havenmeester. Hij vertelt ons dat we zelf een vrije box (een ligplaats) mogen uitzoeken. Dat doen we en zo komen we terecht aan het eind van het haventje midden in het dorp. Vlak bij de steiger is een Grieks restaurant. We rammelen van de honger en met z’n allen gaan we naar binnen.
Aan de tafel praten we de hele avond nog na over alle spannende dingen die we hebben meegemaakt. En ’s avond gaan we met gloeiende oortjes en een fijn gevoel onze kooi in. Zou de terugreis morgen net zo spannend worden als de heenreis?
Misschien vertel ik dat wel in een volgende spreekbeurt.