Deze spreekbeurt werd gemaakt door Jeroen
Ik doe mijn spreekbeurt over de ruimte.
ik doe het in 13 onderdelen.
- een reis door de ruimte.
- het heelal.
- het ontstaan.
- de planeet aarde.
- de maan.
- de zon.
- de sterrenhemel.
- ons zonnestelsel.
- kometen.
- het melkwegstelsel.
- andere sterrenstelsels.
- nevels.
1.een reis door de ruimte.
We gaan een reis door de ruimte maken. Wat voor vervoermiddel kiezen we? Geen fiets of auto. Dat schiet niet op. Daarvoor is het heelal veel te groot. Het vervoermiddel dat we willen, bestaat nog niet eens!
Wij bouwen een speciale raket. Een raket die zo snel kan vliegen als de snelheid van het licht. Driehonderdduizend kilometer per seconde. In één seconde driehonderdduizend kilometer vliegen! Dat is zeven rondjes rond de aarde. Met die enorme snelheid gaan we straks onze ruimte-reis maken.
Maar voordat we kunnen vertrekken, moeten we een paar dingen weten. Waar gaan we precies naartoe reizen? Hoe ziet het heelal eruit? En hoe is het heelal ontstaan?
2.het heelal.
De aarde is een planeet. Rond de aarde beweegt de maan. Samen draaien zij rond de zon. De aarde is niet de enige planeet die rond onze zon draait. Nog acht andere planeten doen dat ook. Onze zon is een ster. Hij geeft licht en warmte. De zon met de negen planeten en al.
De manen noemen we het zonnestelsel.
De zon is niet alleen. Hij staat samen met miljarden andere sterren bij elkaar in een sterrenstelsel, het Melkwegstelsel. Dat is een soort platte pannenkoek.
Ons Melkwegstelsel is niet het enige sterrenstelsel. Overal in het heelal vind je groepjes van sterrenstelsels. Deze groepjes noemen we klusters.(plaatje2 en plaatje3)
En al deze klusters samen lijken een beetje op hele grote zeepbellen. De randen van de zeepbellen zijn dan de clusters van sterrenstelsels. Daartussen is het eigenlijk heel leeg.
3.het ontstaan.
Alles is begonnen met een grote knal. Vóór die knal was er niets. Geen ruimte, sterren, planeten, helemaal niets. Die knal wordt de Oerknal genoemd. Ongeveer 15 miljard jaar geleden vond die knal plaats.
Uit die grote knal zijn sterrenstelsels ontstaan. En sterren. En planeten, zoals de aarde.
Ons zonnestelsel is ontstaan uit een ronddraaiende gaswolk. In het midden van die gaswolk werd de zon geboren. Aan de randen ontstonden de planeten. Kleine deeltjes uit de gaswolk plakten samen. Als een soort stofzuiger werden meer deeltjes opgeveegd. Na een heel lange tijd ontstonden zo de planeten.
De aarde was in die tijd nog vloeibaar. Langzaam koelde de aarde af en stolde. Net als kaarsvet. En toen heeft het nog heel lang geduurd voordat er mensen rondliepen.
Vijftien miljard jaar is een heel lange tijd. Moeilijk om je voor te stellen hoe lang. Daarom gaan we de leeftijd van het heelal vergelijken met een jaar.
De Oerknal vond dan plaats op 1 januari om 12 uur
‘s nachts. In maart worden de eerste sterrenstelsels gevormd.
In april wordt ons eigen Melkwegstelsel geboren. De zon bestaat nog niet. In september wordt pas ons eigen zonnestelsel gevormd.
Eind november komen in de oceanen op aarde de eerste levende wezentjes voor.
De dinosaurussen sterven op 30 december uit door een inslag van een komeet.
Pas op 31 december, om vier minuten voor twaalf, komt de mens op aarde. Dat is in vergelijking met de sterrenstelsels dus pas sinds heel kort.
4.de planeet aarde.
Onze aarde is één van de negen planeten die rond de zon draaien.(plaatje4)Om één keer rond te gaan, heeft de aarde één jaar nodig. We bewegen met 30 kilometer per seconde rond de zon.
De aarde draait ook nog eens zelf rond, net als een tol. In 24 uur één rondje. Op het deel dat naar de zon is gericht, is het dag.De andere kant van de aarde zit in de schaduw, daar is het nacht.(plaatje1)
Doordat de aarde ronddraait, lijkt het alsof de zon beweegt. Hij komt in het oosten op en gaat in het westen onder. In werkelijkheid blijft de zon op één plek. Ook de sterren lijken ‘s nachts van oost naar west te bewegen. Je ziet dit niet al na een paar minuten. Maar als je goed kijkt waar een ster staat en je kijkt een uurtje later weer, dan zie je duidelijk dat hij ‘verschoven’ is. Ook dat komt doordat de aarde om haar as draait.
5.de maan.
De maan is het hemellichaam dat het dichtst bij de aarde staat. De afstand is ongeveer driehonderttachtig kilometer. De astronauten hadden een paar dagen nodig om de maan te bereiken. Maar met onze supersnelle raket vliegen wij er in één seconde naartoe.
De maan draait om de aarde. In één maand draait de maan één keer rond de aarde. Hier komt ook het woord MAANd vandaan.
De maan geeft zelf geen licht. De maan weerkaatst het licht van de zon, net als een spiegel.(plaatje5)
De maan wordt steeds op een andere manier door de zon beschenen. Als de maan recht tegenover de zon staat, kan de zon de hele maan beschijnen. Het is dan volle maan. Als alleen de rechterhelft wordt verlicht, is het ‘eerste kwartier’. En het is ‘laatste kwartier’ als de linkerhelft wordt beschenen. Eén keer per maand staat de maan tussen de aarde en de zon. Dan wordt de achterkant van de maan beschenen. Wij kijken dan tegen de donkere kant aan. Dat is nieuwe maan. Deze vormen worden de schijngestalten van de maan genoemd.
Op de maan komt geen leven voor. Waar de zon schijnt is het wel 100 graden heet,
terwijl het in de schaduw 150 graden onder nul is! Er is geen zuurstof en er groeit en bloeit helemaal niets. Het is een dode wereld.
6.de zon.
We vertrekken van de maan en gaan een bezoekje brengen aan de zon. Met onze giga-snelheid hebben we acht minuten nodig om de zon te bereiken.
Onze zon is een ster. Net als alle andere sterren die je ‘s nachts kunt zien. Alleen staat onze zon heel dichtbij. Daarom zien we de zon zo groot.
Net als de aarde en de andere planeten draait de zon rond zijn eigen as. Hij doet daar minder dan een maand over.
De zon geeft licht en warmte. Dat komt doordat de zon een soort brandstof heeft, net als de benzine in een auto. In de zon wordt waterstof omgezet in helium. Kernfusie heet dat, en daarbij ontstaan licht en warmte. Voorlopig blijft de zon nog wel branden. Pas over vijf miljard jaar is de brandstof op.
Diep in de zon is het enorm heet, wel zo’n 15 miljoen graden. Aan het oppervlak is het een stuk minder heet. Maar toch nog altijd zo’n 6 duizend graden.
De zon is enorm groot. Je kunt ruim honderd aardbollen op een rijtje leggen om de zon van links naar rechts te bedekken. Als de zon hol zou zijn, zouden er met gemak
één miljoen-driehonderdduizend aardbollen in passen.
7.de sterrenhemel.
Als ‘s avonds de zon ondergaat, komen de sterren tevoorschijn. Omdat de zon zoveel licht geeft, kun je overdag de sterren niet zien. De zon overstraalt de sterren.
Alle sterren zijn zonnen, net als onze eigen zon. Sommige zijn kleiner. Maar er zijn ook sterren die tientallen keren groter zijn dan de zon. Maar omdat ze enorm ver weg staan, zien we alleen maar lichtstipjes.
Sommige sterren lijken in groepjes bij elkaar te staan. Met een beetje fantasie kun je in deze groepjes allerlei figuren en vormen herkennen. Net zoals je in wolken gezichten en schapen kunt zien. Deze figuren worden de sterrenbeelden genoemd. Zo zagen de mensen vroeger bijvoorbeeld een Grote Beer in de sterren of een koningin op een troon. Ook zagen zij bijvoorbeeld de helden uit hun verhalen in de sterren terug. Als een soort groot hemels stripboek.
De bekendste sterrenbeelden zijn de sterrenbeelden van de Dierenriem. Iedereen heeft zo’n sterrenbeeld. Welk beeld je hebt, hangt af van de maand waarin je geboren bent. Deze sterrenbeelden zijn zo bijzonder omdat de zon, de maan en de planeten altijd in deze sterrenbeelden staan.(plaatje6)
8.ons zonnestelsel.
Als we vanaf de zon vertrekken, kunnen we langs alle planeten vliegen.(plaatje7)
De aarde is dus niet de enige planeet die om de zon draait. Er draaien nog acht andere planeten in het rond. Vanaf de zon gezien zijn dat Mercurius, Venus, de aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus, Neptunus en Pluto.
Hoe dichter een planeet bij de zon staat, hoe sneller hij er omheen draait. Mercurius heeft 88 dagen nodig voor één rondje. De aarde één jaar, terwijl Pluto bijna 250 jaar bezig is!
- Mercurius, Venus, de aarde en Mars lijken een beetje op elkaar. Deze planeten zijn opgebouwd uit gesteenten en metalen. Je kunt er dus op rondlopen.
- Mercurius lijkt een beetje op onze maan. Hij is helemaal bedekt met kraters.
- Venus is een barre wereld. Die planeet heeft een hele dikke dampkring. De temperatuur loopt er op tot bijna 500 graden. Op Venus komen veel vulkanen voor.
- Na ongeveer twaalf minuten vliegen komen we bij Mars. Mars wordt de ‘Rode Planeet’ genoemd. Er zitten heel veel ijzerdeeltjes in de Marsbodem. Die zijn een beetje verroest. Vandaar die speciale kleur. Vroeger dachten de mensen dat er leven was op Mars: de Mars-mannetjes. Die lopen er dus niet rond. Maar misschien is er ooit microscopisch klein leven geweest. Dat maakt Mars wel een hele speciale planeet. Vandaar dat Mars bezocht wordt door allerlei ruimte-robots. En misschien ooit nog wel eens door mensen.
- Als we vanaf Mars richting Jupiter vliegen, moeten we voorzichtig zijn. Daar zweven duizenden rotsblokken. Dit zijn de planetoïden. Sommige zijn enkele tientallen kilometers groot. De grootste is duizend kilometer. Misschien zijn het de overblijfselen van een planeet, die uit elkaar gerukt is.
- Na de planetoïden komen we bij de grote gasplaneten. Dit zijn Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus. Op deze planeten kun je niet rondlopen Ze bestaan uit gassen.
- De eerste planeet die we nu tegenkomen, is de grootste in ons zonnestelsel: Jupiter. Vanaf de zon is het ruim veertig minuten vliegen. Als Jupiter hol zou zijn, dan zouden er wel 1300 aardbollen inpassen.
- Daarna komen we Saturnus tegen: de beroemde planeet met de ringen. Deze ringen bestaan uit ontelbare stofdeeltjes en steentjes.
- Na Saturnus vliegen we langs Uranus en Neptunus. Neptunus is pas in 1846 ontdekt.
- Pluto is een geval apart, een buitenbeentje. Pluto is eigenlijk heel klein voor een planeet. En het is er erg koud, doordat Pluto zo ver van de zon afstaat. Vanaf de zon zijn we nu al ruim vijf uur aan het vliegen. En vergeet niet, nog steeds met 300.000 km per seconde.
In de buurt van Pluto komen we allerlei koude kleine hemellichamen tegen. Deze worden IJsdwergen genoemd. Misschien is Pluto geen echte planeet, maar een grote IJsdwerg.
9.kometen.
Als je zo door het zonnestelsel vliegt, kun je onderweg een komeet tegenkomen. Een komeet is een soort vuile ijsbal. Maar dan wel een enorme van enkele kilometers groot. Als hij gewoon door het heelal zweeft, kun je hem niet zien. Maar soms komt hij in de buurt van de zon. Door de warmte van de zon begint de komeet een beetje te verdampen. Er ontstaat dan een grote wolk van stof en gas. Dit materiaal wordt door de zon ‘weggeblazen’. Zo ontstaat de staart van een komeet. Deze staart kan wel miljoenen kilometers lang worden. En dan is een komeet wel vanaf de aarde te zien.(plaatje8)
Kometen krijgen de naam van de ontdekker. Wie ziet hem het eerst? De beroemdste komeet is genoemd naar Edmund Halley, een Engelse sterrenkundige. Deze komeet Halley komt elke 76 jaar een keer in de buurt van de aarde. De laatste heldere komeet die we konden zien, was Hale-Bopp.
De meeste kometen bevinden zich in de Oort-wolk. Dat is een soort schil van miljarden kometen rond ons zonnestelsel.
We moeten meer dan een jaar vliegen om die wolk achter ons te laten. Ons zonnestelsel ligt nu ver achter ons. De zon is nog maar een klein lichtpuntje.
10.het melkwegstelsel.
Onze zon is een ster. Alle sterren die we ’s nachts aan de hemel zien staan, zijn zonnen.
Alle sterren die wij kunnen zien, vormen samen een stelsel: het Melkwegstelsel. In dat stelsel zitten nog veel meer sterren, meer dan 100 miljard! Al die sterren staan bij elkaar in een soort pannenkoek, een platte schijf. Wij zitten met onze zon een beetje aan de buitenkant.
We hebben nu ons zonnestelsel verlaten. En we gaan op weg naar de volgende ster, de ster die het dichtst bij onze zon staat. Met onze speciale raket moeten we ruim vier jaar vliegen. Vier jaar met een snelheid van 300.000 km per seconde!
Stel je voor dat je dat met de auto moet doen. Je moet dan honderd kilometer per uur rijden. En 24 uur per dag. Zeven dagen per week. Je bent dan na 44 miljoen jaar bij die ster! Zoveel ruimte zit er tussen de sterren.
Als je naar het centrum van ons sterrenstelsel wilt, moet je 30.000 jaar vliegen. Hoe lang duurt dat wel niet met de auto?
11.andere sterrenstelsels.
Er is heel veel te zien in ons eigen Melkwegstelsel. Maar we moeten verder. Het heelal houdt hier niet op. Het blijft niet bij één sterrenstelsel.(plaatje10)
We reizen naar een sterrenstelsel bij ons in de buurt. Het Andromeda-stelsel. Om daar te komen moeten we meer dan 2 miljoen jaar reizen. Het lijkt een beetje op ons eigen sterrenstelsel. Ook zo’n 100-200 miljard sterren, samen in een grote platte schijf.
We kunnen nog heel veel verder reizen. Tientallen, honderden miljoenen jaren. En onderweg komen we heel veel sterrenstelsels tegen. Zo veel, dat we ze niet kunnen tellen.
Het lijkt wel alsof we door zeepbellen vliegen. De sterrenstelsels zitten bij elkaar in een soort grote bellen. Daartussen is het leeg. Waarom het heelal er zo uitziet, weet eigenlijk niemand. Er moet nog heel veel onderzoek gedaan worden.
12.nevels.
Al vliegend tussen al die ontelbare sterren komen we ook nevels tegen. Grote wolken van stof en gas. Soms een overblijfsel van een ontplofte ster. Na lange tijd licht geven kan een ster ontploffen. De ster slingert dan al zijn materiaal de ruimte in.
Of zo’n nevel is juist een plaats waar een nieuwe ster geboren wordt. Gas en stofdeeltjes klitten op elkaar. Het deeltje wordt steeds groter. Hierdoor trekt het weer nieuwe deeltjes aan. Uiteindelijk gaat die nieuwe ster licht en warmte geven. Zo is ook heel lang geleden onze eigen zon ontstaan.
ik laat nu even de Adelaarnevel zien.(plaatje9) Aan de uiteinden zie je kleine ‘wormpjes’. Hier worden nieuwe sterren geboren. We kunnen daar niet op wachten. Dat duurt veel te lang.
Nevels krijgen vaak leuke namen. Lijkt hij een beetje op een paardenkop? Dan noemen we hem de Paardenkop-nevel. Of de Kattenoog-nevel. En zo zijn er nog heel veel mooie namen.
Dit was mijn spreekbeurt.
er staat bijvoorbeeld:(plaatje5),dat betekent dat je een plaatje laat zien.
hieronder staan de plaatjes(als ze de staan)