Werkstuk over Dieren op het strand

Dieren op het strand

Ik heb de dieren van het strand als onderwerp genomen want ik wilde graag een werkstuk over dieren maken, en er was genoeg informatie over te vinden. Meestal denk je ook niet zo aan de dieren als je op het strand bent dat vind ik ook leuk aan dit onderwerp

Stranden

Rotsstranden
Op het strand leven veel dieren. Je vindt er een heleboel soorten krabben, garnalen, schelpdieren en wormen. En dan heb je de dieren die vastgehecht leven in spleten op rotsen of verborgen onder zeewier zitten nog niet gehad. Onder wieren leven heel wat diertjes. Bij eb zijn de wieren aan de boven kant bijna droog maar aan de onderkant zijn ze erg nat. Door die wieren kunnen vissen die op het droge komen nog enkele uren overleven.

Zandstranden
In vergelijking rotsstranden met lijken zandstranden wel verlaten woestijnen. Toch leven ook hier een heleboel dieren, begraven in modder of zand. Ze lopen, kruipen of graven zich vooruit, en laten overal sporen achter die je kunt zien bij eb.

Schelpdieren

Schelpdieren houden zich vaak vast aan stenen op het strand, daar hebben ze bijna allemaal een andere manier voor. Mossels houden zich vast met sterke draden en schaalhorens (een soort zeeslakken) zuigen zich vast aan de bodem. Deze stranddieren hebben hun schelp nodig omdat ze anders te weinig bescherming hebben tegen harde golven en het is ook erg handig dat andere dieren(vooral vogels) niet gemakkelijk de schelpen kunnen breken om het diertje op te eten.

Tweekleppige schelpen

Bij tweekleppige bestaat de hele schelp uit twee kleppen die aan elkaar vast zitten met een soort scharnier en een slotband. De slotband is een elastische band waarmee het schelpdier zijn schelp open en dicht kan doen. Het dichtdoen gaat met de sterke sluitspieren. Het scharnier heeft vaak uitsteeksels of tanden die precies in de andere schelpklep passen, hierdoor wordt de verbinding nog sterker daarom heet dat het slot. Aan het slot kun je meestal goed zien wat voor soort schelp het is. De sluitspieren laten aan de binnenkant van de schelp indrukken achter. Als je goed geleerd hebt hoe je het moet zien kun je ook aan de indrukken zien wat voor soort schelp het is. De schelp wordt gevormd door de mantel bij het diertje. De mantel ligt tegen de binnenkant van de schelp. Op de vergroeiingslijn van mantel en schelp kan je vaak in de schelp de mantellijn zien. Tussen het lichaam en de mantel zitten de kieuwen daarmee wordt zuurstof uit het water gehaald. Het water wordt aan de achterkant van het diertje de mantelholte in gezogen waar zuurstof en voedsel er uit wordt gehaald daarna wordt het door de uitstroomopening weer terug gaat naar buiten.

Zeepieren

Bij laag water in het waddengebied zie je vaak heel veel kleine hoopjes zand, als je van dichtbij kijkt zie je dat naast elk zandhoopje ook een gaatje zit dat is het begin van een gang van een worm (een worm op het strand heet ook wel zeepier). Zeepieren maken een U-vormige gang in het zand. Aan de ene kant zuigen ze zand op en aan de andere kant poepen ze het weer uit, uit het zand filteren ze alle voedseldeeltjes.

Schelpkokerwormen

Schelpkokerwormen bouwen hun eigen huisje van stukjes schelp en kleine steentjes. Zo’n schelpkoker staat rechtop in het zand, meestal in het laagste gedeelte van het wad of strand. Sommige worden de kokers wel 30 centimeter lang. Soms vind je een koker op het strand, meestal zijn de kokers dan kapot want ze gaan heel snel stuk.

Krabben en Kreeften
Zeekreeft
De zeekreeft verdedigd zich met de zijn voorpootscharen, maar hij kan er ook zijn eten mee openmaken. Een Zeekreeft eet meestal kleinere kreeftjes en schelpdieren

Heremietkreeft
De heremietkreeft (heremiet is een ander woord voor kluizenaar) is zonder huis heel kwetsbaar. Het voorste gedeelte van het kreeftje is goed beschermd maar het achterste gedeelte is zacht en onbeschermd. Dat is dus een lekker hapje voor zijn vijanden, daarom kruipt de heremietkreeft met dat zachte gedeelte in een leeg zeeslakkenhuis. Het lijf past zich aan de schelp aan en is daarom meestal scheef. Als de kreeft groter wordt moet hij wel af en toe van huis veranderen.

Zeepokken
Zeepokken lijken op schelpen maar zijn eigenlijk kleine kreeftjes. Ze leven ondersteboven met hun kop op palen, schelpen, rotsen en andere dingen en dieren. Hun lichaam wordt bedekt door kalkplaten die open kunnen. Door die opening steekt de zeepok zijn harige poot naar buiten oom plankton te vangen.

krabNoordzeekrabben
De Noordzeekrab is onze grootste krab bij ons op het strand. Hij kan 25 centimeter breed worden en 4,5 kilo wegen. Deze krab kan je eten. De kleur van zijn schild is oranjebruin en de punten van de scharen zwart. Krabben hebben ogen op steeltjes. Soms vind je op het strand de schaar van een Noordzeekrab.

Strandkrabben
Strandkrabben worden niet groter dan 10 centimeter. Ze zijn oranje bruin of groenig. Ze leven op het strand en tussen de stenen van zeedijken. De rand van hun rugschild heeft een zaagvorm.

Zwemkrabben
Bij de zwemkrab hebben de achterpoten geen nagel, maar een soort peddels waar ze goed mee kunnen zwemmen.

Zeehonden
In Nederland heb je twee soorten zeehonden de Gewone zeehond en de Grijze zeehond allebei de soorten zeehonden hebben een paar dingen waarmee ze op elkaar lijken de: ogen, oren, neus, snorharen en de vinnen.

Ogen
Zeehonden hebben grote ronde ogen. Je zou misschien denken dat ze daarmee goed konden zien maar dat valt tegen. Van dichtbij kunnen zeehonden best goed zien maar ver voor zich uit zien ze alleen maar vage schimmen. Bovendien zien ze alleen zwart wit.

Oren
Allebei de zeehonden hebben geen oorschelpen, ze hebben alleen gaatjes als oren. Er komt geen water in hun oren want ze kunnen die afsluiten.

Neus
Als je goed naar een zeehond kijkt, dan zie je dat hij twee neusgaten voorop zijn kop heeft zitten net als bij een hond. Wat een hond niet kan en een zeehond wel is zijn neusgaten afsluiten. Op deze manier krijgt hij nooit water in zijn neus. De neus van een zeehond gaat vanzelf dicht als hij onder duikt. Net als je zelf je hand weg trekt als je iets heets voelt. Dat heet reflex. Doordat een zeehond zijn neus afsluit kan hij onderwater ook niet ruiken.

Snorharen
Doordat zeehonden niet goed kunnen zien en onder water niet kunnen ruiken zijn hun snorharen erg handig. De snorharen van een zeehond zijn stug maar ook erg gevoelig. Een zeehond kan met zijn snorharen precies voelen waar een vis zwemt. Doordat hij zijn eten bijna alleen met zijn snorharen zoekt kan een zeehond zelfs in heel vies water zijn vissen vinden.

Vinnen
Met zijn achtervinnen maakt een zeehond vaart met zijn voorvinnen kan hij sturen. Als je goed kijkt zie je aan de vinnen nagels zitten, hiermee kan de zeehond zich krabben of zijn vis uit elkaar scheuren.

Verschillen
Allebei de zeehonden zien er anders uit en zijn best gemakkelijk uit elkaar te houden. De Gewone zeehond heeft een ronde kop en grote ogen, een Grijze zeehond heeft een veel spitsere snuit. De snuit is een beetje te vergelijken met de kop van een wolf. Daarnaast is een Grijze zeehond zwaarder en kan hij langer worden.

Het land op
Zeehonden leven een groot deel van hun leven in het water maar zo af en toe komen ze er wel eens uit. Een zeehond die aan land komt is niet erg snel hij hobbelt min of meer over de grond. Hij kan namelijk niet lopen op zijn voor of achtervinnen. Als er gevaar dreigt moeten ze snel het water weer in. Als ze eenmaal in het water zijn kunnen ze snelheden halen tot 30 kilometer per uur.

Jongen
Zeehonden krijgen hun jongen op het land. Dat betekent dat ze niet mogen opvallen als ze net geboren zijn. De jongen van de Gewone zeehond worden meestal in mei of juni geboren en hebben dezelfde kleur als de volwassen dieren. Hierdoor vallen ze niet zo op als ze op een zandbank liggen. De jongen van de Grijze zeehond zijn heel anders van kleur ze zijn namelijk wit de eerste drie weken na hun geboorte. Dat is ook wel nodig want de jongen worden in januari of februari op het ijs geboren. Zouden ze er hetzelfde uitzien als hun ouders dan zouden ze teveel opvallen.

De maat en het gewicht
Gewone zeehond Grijze zeehond
Lengte 150-170 cm 180-200 cm
Gewicht vrouwtje 70-90 kilo 160 kilo
Gewicht mannetje 110-120 kilo 300 kilo

Strandvogels
meeuwMeeuwen
Vogelliefhebbers kom je niet vaak tegen op het strand toch zijn er daar heel wat vogels. Zeker langs de waterkant of in het ondiepe water. Vaak zijn er meeuwen die van alles en nog wat opeten. In zo’n groep zitten ook veel jonge meeuwen, je kan een jonge meeuw herkennen aan de donkerbruine kleur van de veren. Zilvermeeuwen zijn bijvoorbeeld pas volwassen als ze drie zijn en dan zijn alle donkerbruine veren zilvergrijs geworden. In het eerste jaar zijn al hun veren donkerbruin. In het tweede jaar begint de buik al duidelijk lichter te worden. En in het derde jaar zijn alle veren zilvergrijs. Je ziet ook andere soorten meeuwen op het strand zoals de Stormmeeuw, Kokmeeuw, Kleine mantelmeeuw en soms een Grote mantelmeeuw. Ook deze soorten hebben eerst bruine veren en pas later krijgen ze een andere kleur veren. De kleine en de Grote mantelmeeuw lijken heel erg op elkaar, alleen de Grote mantelmeeuw is (natuurlijk!) groter maar dat zie je lang niet altijd. Wel duidelijk is de pootkleur de Grote mantelmeeuw heeft roze poten en de Kleine mantel meeuw gele. Als je alle meeuwen op het strand zou tellen en gemiddeld 200 gram voedsel per vogel per dag rekenen, dan worden er elke dag honderden kilo aangespoeld spul opgegeten wat anders zou gaan rotten en stinken. Meeuwen vervullen dus een belangrijke taak op het strand waar wij als mensen geluk mee hebben.

De Noordse stormvogel
De Noordse Stormvogel lijkt veel op de Zilvermeeuw maar is te herkennen aan zijn wel heel aparte snavel. Stormvogels leven op zee en komen alleen aan land om te broeden. Ook hun voedsel halen Stormvogels uit de zee, hierdoor krijgen ze veel zout in hun bek. De neusgaten zijn verlengd in de vorm van een buis, waardoor ze het zout dat ze teveel hebben weerkwijt kunnen. De punt van de snavel is erg gebogen daardoor lijkt het dat de snavel uit drie delen bestaat. De kromme haak vooraan, de zoutbuis bovenop en de echte snavel. Het is daarom interessant om is naar dode “meeuwen” op het strand eens wat beter te bekijken en er niet meteen voorbij te lopen omdat je denkt dat er een Zilvermeeuw licht. Met wat geluk voor jou en wat ongeluk voor de vogel kan het best een Noordse Stormvogel zijn. Ruik dan ook eens aan de veren van zo’n vogel. Noordse Stormvogels verspreiden namelijk een traanlucht. Zelfs als van die vogels opgezet zijn en al twintig jaar in een museum hangen verspreiden ze nog steeds die lucht.

De Drieteen, Kraaien en Sneeuwgorzen
Het meest opvallende strandlopertje is de drieteen. Drieteentjes lopen altijd op de grens van droog en nat op zoek naar voedsel. Je kan ze gemakkelijk herkennen door hun voorovergebogen houding en donkere vlek op hun schouder. Ook Kraaien zoeken het strand af naar voedsel, vooral vroeg in de ochtend. En in de winter op de hogere gedeeltes ook Bonte kraaien. In de winter komen daar ook groepen Sneeuwgorzen. Vooral als er wat aan struiken en hoog gras is. Er zijn geen vogels die op het strand broeden op een alleen soms een Scholekster.

Kluut
De Kluut is wit met zwart en zijn snavel gaat met een bochtje omhoog. Omdat het puntje van zijn snavel omhoog steekt kan de Kluut alleen bij eten wat boven op het zand licht.

Bergeenden
Bergeenden broeden vaak in gangen van konijnen of onder dichte struiken. Het zijn grote wat gansachtige eenden met een opvallende rode snavel. Verder zijn ze Zwart Lichtbruin groen en wit van kleur.

Scholekster
De Scholekster boort met zijn snavel in het zand om schelpdieren te vinden open te breken en op te eten. Openbreken doet hij heel handig namelijk door de sluitspier te breken.

Nog veel meer
Er zijn nog veel meer strandlopers en andere strand vogels zoals de Scholekster, kleine Plevier, grote Zee-eend, Bergeend, Brilduiker, Eidereend, Rotgans, Aalscholver, Wulp en nog veel meer. Maar als ik over al die dieren ga vertellen dan wordt mijn werkstuk wel 100 bladzijden.

Eb en vloed
Golven en stromingen zijn niet de enige manier waardoor de zee beweegt. De zee beweegt het meest door de Zon en de Maan. De Maan beweegt om de Aarde als een enorme magneet: ze trekt het water naar de stranden toe of van de stranden weg. Dat zijn getijden. In Europa zijn er twee hoge en twee lage getijden per dag. De hoge getijden zijn allebei maar drie meter hoog. In andere werelddelen heb je soms maar 1 vloed maar die kan dan soms 18 meter hoog worden. Alleen de Middellandse Zee heeft nauwelijks getijden. De aantrekkingskracht van de Maan en de Zon op zee zorgt voor getijden. Als de Zon en de Maan in een rechte hoek op elkaar hun aantrekkingskracht uitoefenen zijn de getijden lager dat heet doodtij. Als Maan en de Zon in dezelfde richting trekken worden de getijden hoger dat heet springtij. Elke maand hebben we twee springgetijden en twee dode getijden. Eb en vloed zijn ook heel belangrijk voor de dieren op het strand sommige leven er zelfs van. De dieren leven natuurlijk niet van de golven maar wel van wat de golven meebrengen aan eten. Sommige dieren zoals mossels die op stenen, palen en andere dingen moeten er ook tegen kunnen twee keer per dag overstroomt te zijn en twee keer per dag droog te liggen. Daarom is eb en vloed ook voor de dieren heel belangrijk.