Deze spreekbeurt werd gemaakt door Stan Reintjes
Het dierenasiel
Hoofdstukken:
- Het dierenasiel
- Een dag in het asiel
- Duizenden dieren in asielen
- Het huisdier moet weg
- Een huisdier moet bij je passen.
1. Het dierenasiel.
In Nederland zijn meer dan honderd dierenasielen, die zijn aangesloten bij de Dierenbescherming. Dat is een vereniging die opkomt voor dieren. Honden of katten die op straat zwerven kunnen een tijdje in het asiel wonen. Totdat hun baas weer is gevonden. Er zijn ook mensen die niet meer voor hun huisdier kunnen of willen zorgen. Zij brengen hun hond of kat soms naar het asiel.
Om in een dierenasiel alles goed te laten velopen heb je ongeveer 4 dierenverzorgers nodig. Daarnaast helpen er altijd 2 vrijwilligers mee. Vrijwilligers zijn mensen die in het asiel helpen, omdat ze dat leuk en belangrijk vinden. Ze krijgen geen geld. Maar het is belangrijk dat ze meehelpen. Er is namelijk veel te doen in een asiel. Naast de verzorgers en vrijwilligers is er ook een beheerder ( de baas) Hij of zij kijkt of alles goed gaat.
2. Een dag in het asiel.
De honden worden wakker in hun binnenhok. Ze krijgen eten en als het nodig is medicijnen. Daarna worden de luikjes tussen het binnen en buiten gedeelte van de kennels ( een kennel is een groot hondenhok, met meestal een binnen en buiten gedeelte ) Zo kunnen de honden in hun buitenhok spelen. Een paar vrijwilligers beginnen nu met het schoonmaken van de hokken ze doen dat met speciale zeep en een ontsmettingsmiddel. Ook de kattenverblijven worden schoongemaakt. Het is erg belangrijk dat de hokken in het asiel goed schoon zijn. De dieren lopen zo minder kans om ziek te worden. Als de hokken schoon zijn krijgen de katten eten. Soms komt de honden trimster, dat is iemand die de vacht van honden knipt en verzorgt. Als de hokken goed schoon zijn en de dieren eten en medicijnen hebben gehad is het tijd om de honden uit te laten en samen te spelen. Als een hond erg vies is wordt hij gewassen de meeste katten moeten hier niks van hebben. 2 keer per week komt de dierenarts. Hij onderzoekt de dieren die pas zijn binnen gekomen ze krijgen een prik tegen allerlei ziekten. Inenten heet dat hij onderzoekt ook zieke dieren. Dieren die nieuw zijn zitten 10 dagen apart. Want al lijken ze gezond ze kunnen een besmettelijke ziekte hebben, dus kunnen andere dieren die ziekte ook krijgen. Dat apart houden heet in quarantaine doen. Er zijn strenge regels voor de quarantaine. Degene die de hokken in quarantaine heeft schoongemaakt, mag die dag niet meer bij de andere dieren werken. En ga je de quarantaine in dan moet je eerst met je schoenen door een bak met ontsmettingsmiddel. Dan wordt het weer tijd om te voeren en schoon te maken en lekker slapen allemaal.
3. Duizenden dieren in asielen.
Elke dag worden er meer dan 2 honderd honden en katten naar het asiel gebracht. Per jaar komen er in heel Nederland ongeveer 80 duizend dieren in asielen terecht. Dat zijn meer dan 200 honderd dieren per dag. Veel honden en katten vinden binnen 4 tot 6 weken een nieuwe baas. Er komen ook andere dieren bij de asielen binnen, zoals vogels, egels, cavia’s en zelfs slangen. Soms vangt het asiel deze dieren zelf op , maar vaak weten de mensen van het asiel een betere plek. Een speciale vogel of egelopvang bijvoorbeeld. Zwerfkatten zijn dieren die hun baasje kwijt zijn geraakt. Elk zwerfdier dat in het asiel komt blijft daar ongeveer 2 weken. Het baasje krijgt dan de kans om zijn dier op te halen. Is het baasje na 2 weken niet gevonden dan wordt er een ander baasje gezocht. Elk dier dat het asiel weer verlaat, krijgt een dierenpaspoort. Daarin staat hoe het dier eruit ziet, welke inentingen het dier heeft gehad en wie zijn baasje is. Het nummer van het paspoort wordt bij een hond in zijn oor getatoeëerd. Dat betekent een nummer of plaatje in de huid aanbrengen dat er niet meer afgaat. Of het paspoortnummer is het nummer van de microchip die onder zijn huid komt. Een microchip is een klein glazen staafje zo groot als een rijstkorreltje. In de microchip zit een nummer, dat je met speciaal apparaatje kunt aflezen. Elke hond of kat wordt met zijn nummer bij een speciaal bureau geregistreerd. Dat betekent dat het op een lijst wordt geschreven. Als het dier verdwaalt dan kan altijd worden opgezocht wie zijn baasje is.
4. Het huisdier moet weg.
Behalve zwerfdieren zitten er ook afstandsdieren in het asiel. Dat zijn dieren van mensen die hun hond of kat niet meer wilden of konden houden. Soms is er iemand in huis overgevoelig voor de haren van de hond of poes. Dat heet een allergie. Toen ik een baby was had ik een allergie van onze hond Bo. Ik kreeg niesbuien en ging erg piepend ademen. Onze hond hoefde niet naar een asiel maar mijn oom wilde graag voor Bo zorgen. Nu ik ouder ben is mijn allergie overgegaan. Sommige mensen hebben geen zin om hun hond uit te laten en willen van het dier af. Van weer andere asieldieren is bijvoorbeeld hun baasje dood gegaan of ze gaan kleiner wonen of in een bejaardenhuis wonen waar je vaak geen huisdieren mag hebben. In het asiel wordt er alles aan gedaan om weer een nieuw baasje te vinden. Dat lukt bij 9 van de 10 honden en 8 van de 10 katten. Sommige mensen binden hun hond aan een boom als ze op vakantie gaan, als die hond dan gevonden wordt brengen mensen de hond naar een asiel. Als je een dier uit het asiel haalt moet je daarvoor betalen. De meeste asielen krijgen ook geld van de gemeente. Dat is de stad of het dorp waar het asiel staat. Maar toch hebben asielen vaak nog te weinig geld, daarom voeren ze soms actie zodat mensen geld geven. Ook de dierenbescherming maakt wel eens reclame voor asielen.
6. Een dier moet bij je passen.
Van een hond die door zijn baasje is afgestaan weten de mensen van het asiel best veel. Het vorige baasje heeft die dingen allemaal verteld over de hond. Van zwerfdieren is veel minder bekent. In een asiel wordt goed gekeken welk dier het best bij je past. Wil je een hond die graag veel speelt? Of heb je liever een rustig dier? Moet hij vaak alleen thuis blijven, komt hij in een flat of een huis met een tuin? De mensen van het asiel willen dat elke hond en kat goed terecht komt. Daarom stellen ze een heleboel vragen aan de mensen die een dier komen uitzoeken. Je kunt er niet zomaar eentje uitzoeken en meenemen. Als je een dier uit het asiel neemt komt er vaak ook iemand van het asiel kijken hoe het gaat met de hond of kat. Wie een kat of hond zoekt kan op het kaartje bij het hok over het dier lezen. Dit is ook handig voor de verzorgers er zitten ook zoveel dieren in het asiel.