Deze spreekbeurt werd gemaakt door Floris Lenssen, 8 jaar, in groep 5 van de
Mariaschool uit Someren (N.-Br.)
Fossielen
- DE IJSTIJD
- WAT ZIJN FOSSIELEN ??
- HOE WORDEN IN NEDERLAND FOSSIELEN GEVONDEN ??
- OP DE ZEEBODEM
- MAMMOETVONDSTEN IN NEDERLAND
- FOSSIELEN TUSSEN GRIND
- OPGRAVING VAN EEN NEUSHOORN
Floris Lenssen Groep 5
2002
1. DE IJSTIJD
Zo’n 600.000 jaar geleden veranderde het klimaat op de aarde. De straling van de zon werd minder, de winter werd kouder en ook ’s zomers ging de temperatuur omlaag. De zomers werden ook korter. In de winter viel er veel sneeuw. In honderden jaren werd Noord-Europa en de Alpentoppen bedekt met sneeuw.
Omdat de zomers te kort en te koud waren dooide de sneeuw nooit helemaal, alleen de bovenste laag smolt. Als het dan weer kouder werd veranderde de gesmolten sneeuw in ijskorreltjes en de noemden we firn.
De overgang van sneeuw naar firn duurde maar een paar dagen. Het gebeurde vooral op beschutte plaatsen, zoals in bergdalen. Op deze firn viel weer nieuwe sneeuw, zodat er een steeds zwaardere firn-laag ontstond. De lucht tussen de ijskorrels werd weggeperst. Zo ontstond er een ijsmassa die we een gletsjer noemen.
Het kon wel honderden jaren duren voor dat sneeuw en firn een gletsjer waren.
Wanneer de ijsmassa een bepaalde dikte had, begon hij te schuiven, dan zeggen we dat de gletsjer stroomt.
Lage zeespiegel
Door de kou kwam de sneeuw steeds verder naar het zuiden. De gletsjers rukten op tot in het laagland.Waar eerst altijd regen viel viel nu sneeuw.
Het verschil is dat regen terugstroomt naar zee, en sneeuw en ijs niet. Dus bleef er veel meer water op het land liggen. De zeespiegel lag daardoor 90 meter lager!!
De kustgebieden vielen droog, de eilanden werden met het vasteland verbonden.,
Bijvoorbeeld de Britse eilanden en Noord-Frankrijk waren een geheel.
Veel later, toen het klimaat verbeterde smolt de sneeuw weer.
In de ijstijd was eenvierde deel van de aarde bedekt met een dikke ijslaag. Behalve Groenland, Spitsbergen en het Zuidpoolgebied lagen ook grote gebieden in Amerika, Argentinië onder het ijs.
Ook de Britse eilanden lagen onder een dik ijspak. In de Vogezen waren grote gletsjers.
Vier ijstijden
De ijstijd duurde van 600.000 tot 10.000 jaar voor Christus. Tijdens die 6000 eeuwen was het niet altijd even koud. Soms waren er ook warmere tijden. Eigenlijk was het dus niet een grote ijstijd. Er waren vier ijstijden met daartussen drie warmere perioden:
1ste ijstijd: 600.000 – 540.000 jaar geleden.
2de ijstijd: 480.000 – 430.000 jaar geleden.
3de ijstijd: 300.000 – 180.000 jaar geleden.
4de ijstijd: 120.000 – 10.000 jaar geleden.
Dieren in de ijstijd
Regelmatig worden er overblijfselen van dieren uit de ijstijd gevonden, dit worden fossielen genoemd. Het bekendst zijn de resten van zoogdieren, maar er zijn ook fossielen van schelpen en insekten. De meeste zoogdierresten komen uit de periode van de 3de ijstijd tot nu. Van de tijd daarvoor is er weinig gevonden.
2. WAT ZIJN FOSSIELEN ??
Een fossiel is een versteend overblijfsel van een plant of dier uit de Oertijd.
Dit kan een afdruk zijn, een soort stempel in eens steen. Maar het kan ook een versteend bot zijn, dat precies dezelfde vorm heeft als het bot zoals het was. Als een dier sterft wordt het vlees meestal opgegeten of rot het weg. De botten verpulveren. Maar het kan ook wel eens gebeuren dat het dode dier bedolven wordt onder het zand, modder, of klei. In dat geval kan het een fossiel worden. Tenminste, de harde delen ervan. Zo zijn er over de hele wereld fossielen gevonden van dieren die ooit op aarde hebben geleefd.
Fossielen leveren ons belangrijke gegevens op uit het verre verleden.
Zo weten we veel over dinosaurussen dankzij de fossielen die overal ter wereld gevonden zijn. Meestal zijn het botten die fossiel worden; zachte delen rotten weg. Maar er zijn ook wel versteende afdrukken van huid gevonden, en complete nestjes met eieren. Aan versteende pootafdrukken kon men zien of de dieren op twee of op vier poten liepen. Fossiele keutels verraadden wat ze aten. Maar welke kleur een dinosaurus had, wat voor geluid ze maakten, dat zullen we nooit te weten komen.
In de loop der jaren werden veel fossielen verzameld van vele kleine diersoorten. Er wordt ook gezocht naar kleinere resten, zoals tanden en kiezen van knaagdieren.
Veel fossiele resten zitten verborgen tussen gruis, dat onder een microscoop wordt onderzocht
3. HOE WORDEN IN NEDERLAND FOSSIELEN GEVONDEN ??
Tijdens de laatste ijstijd, het Wechselien (120.000 – 10.000 jaar geleden), werd neerslag opgeslagen in het aangroeiende landijs. Het kwam dus niet via de waterkringloop terug naar zee. De zeewaterspiegel daalde hierdoor. De Noordzee viel voor een deel droog. Mens en dier hadden er hun woonplaatsen.
4. OP DE ZEEBODEM
De Noordzee ten tijde van de laatste ijstijd
Bij het warmer worden van het klimaat smolt het landijs, waardoor de zeespiegel steeg. Het land waar de achtergebleven botten lagen, werd op deze manier weer zeebodem.
Op de zeebodem liggen veel fossiele botten, onder andere van de mammoet.
Veel van de dieren die tijdens de ijstijd in Nederland leefden, zoals de mammoet, stierven uit. Andere leven nu in gebieden waar de omstandigheden voor hun geschikt bleven.
Vissers die op de bodem van de Noordzee platvis vangen, vissen ook de resten van dieren op die tijdens de ijstijd zijn doodgegaan.
Paleontologen doen onderzoek naar de fossiele botten. Aan boord leggen de vissers de botten al voor hen apart.
Duizenden resten van vele diersoorten zijn op deze manier al van de Noordzeebodem opgevist.
5. MAMMOETVONDSTEN IN NEDERLAND
Bij het aanleggen van een gasleiding in Orvelte in 1991 deed men een bijzondere ontdekking.
Bij graafwerkzaamheden werden de resten van drie mammoeten gevonden. Deze waren tijdens de laatste ijstijd (120.000 – 10.000 jaar geleden) in een beek terechtgekomen.
De eerste botten werden bij toeval ontdekt. Archeologen gingen aan het werk om te kijken of er meer resten aanwezig waren. De onderkaak van een volwassen mammoet was het meest complete bot dat werd gevonden. De kaak was afkomstig van een mammoet van 45 tot 50 jaar oud. Ongeveer 44.000 jaar eerder was hij gestorven.
6. FOSSIELEN TUSSEN GRIND
In Netterden wordt grind opgezogen. Tussen dit grind zitten ook fossiele botten.
Tijdens de laatste ijstijd (120.000 – 10.000 jaar geleden) stroomden de rivieren zoals op dit kaartje te zien is. Ze hebben grote hoeveelheden grind in ons land achtergelaten.
In dit grind kwamen ook de botten terecht van dieren die in of bij het water de dood vonden.
Grindzuigerijen door het hele land leveren grote hoeveelheden fossielen van Pleistocene zoogdieren. Grind wordt diep uit de bodem opgezogen. Bij het zeven ervan komen we fossiele resten tegen.
In 1922 werd een bijzondere vondst gedaan in een grindzuigerij in Netterden. Een verzamelaar vond de schedel van een lynx. Uit Nederland is nog maar één vondst van een lynx bekend.
De schedel van een Lynx.
Zo ziet een Lynx eruit.
7. OPGRAVING VAN EEN NEUSHOORN
In de groeve Belvédère, ten noorden van Maastricht, zijn resten van neushoorns gevonden.
Dit soort werktuigen gebruikte de prehistorische mens voor allerlei doeleinden.
In de groeve werden werktuigen en resten van twee jonge neushoorns bij elkaar gevonden.
Bij het slachten van een dikhuidig dier met een vuurstenen werktuig onstaan hierop gebruiksporen. Deze sporen bleken gelijk aan de sporen van het prehistorisch gereedschap uit Belvédère (Maastricht).
Bij het gebruiken van vuurstenen werktuigen ontstaan microscopisch kleine beschadigingen. De werktuigen die bij Maastricht werden gevonden werden onderzocht om te kijken waarvoor ze gebuikt waren.
De sporen op het prehistorisch mes duiden erop dat de jonge neushoorns hiermee waren geslacht.
De fossielen zijn afkomstig uit zowel warme als koude periodes van het Pleistoceen.
De wolharige neushoorn leefde in Nederland alleen gedurende de koude periodes.
Privacy Copyright Spreekbeurtenstartpagina.nl 2015