Spreekbeurt over het Weer

het Weer

Spreekbeurt over het weer van Timo, 8 jaar op de Viermaster in Brielle

Ik ga mijn spreekbeurt houden over

Het WEER.

Soms als de wind om het huis huilt en de regen tegen de ramen klettert zeggen mensen tegen elkaar ‘t is beestenweer zelfs een hond zou ik nu niet naar buiten sturen.

Op 21 juli 1987 viel in Almere tijdens een onweersbui ruim 110 milimeter regen.

Veel straten kwamen blank te staan.

Op 24 juni 1953 regende het in Herbastal [in Belgie] nog harder. In korte tijd plensde er 242 millimeter water omlaag.

‘t Kan nog veel erger, zoals in 1972, toen op het eiland La Reunion in de Indische Oceaan op een dag bijna 1850 millimeter regen viel. Dat is bijna twee keer zo veel als er bij ons valt in een heel jaar. Die mensen hebben pas recht van spreken, als ze zeggen: “‘t is beestenweer.”

In Engeland zeggen ze als het hard regent: “It’s raining cats and dogs.” Dat betekent letterlijk vertaald “het regent katten en honden”.

In Nederland zeggen we ook wel “het is hondenweer” Waar die uitdrukking vandaan komt, weten we niet precies. Misschien uit de tijd van de Germanen. Hun god Odin werd vaak afgebeeld met windvlagen, die uit de bek van een hond of wolf kwamen.

Hoe ontstaat de regen eigenlijk ?

Hoe kan het nou, dat er waterdruppeltjes uit de lucht komen vallen?

Hoe komen die in de lucht?

En wanneer vallen ze uit de lucht?

Er zit in de lucht altijd al waterdamp. Dit is water in gasvorm ofwel verdampt water. Dit noemen ze de vochtigheidsgraad van de lucht. Hoe meer waterdamp er in de lucht zit, hoe hoger de vochtigheidsgraad.

Als je bijvoorbeeld aardappelen of een ei kookt in water, dan zie je de waterdamp boven de pan in de vorm van witte rook.

In het groot gebeurt dit ook bij de zeeen en oceanen. Het water kookt dan wel niet, maar toch verdampt er water, wat in de lucht komt. Dit stijgt dan op en vormt hoog in de lucht, waar het kouder is, wolken. Wolken zijn dus grote hoeveelheden waterdruppels bij elkaar. Sommige wolken zijn dik, andere wolken zijn dun. Omdat het zonlicht gemakkelijk door dunne wolken heenkomt, lijken ze helder of wit. Door dikke wolken kan licht niet zo makkelijk heen. De wolken lijken dan grijs of zwart. Omdat het hoog in de lucht koud is, condenseert de water­damp tot kleine druppeltjes, die je ziet als een wolk. Condenseren is dus het overgaan van wa­terdamp in waterdruppeltjes en gebeurt als je waterdamp afkoelt. Dat gebeurt ook als je in de winter buiten uitademt, dan zie je een wolk­je ontstaan, waterdamp uit je mond, die conden­seert tot druppeltjes of bij het koken van aardappelen of een ei zie je in de winter wel eens, dat de ramen beslaan. Dat komt omdat de water­­­­­­­damp conderseert tegen het raam en daar kleine druppeltjes vormt.

De wind, die in ons land meestal vanuit het zuidwesten komt en dus van zee, neemt de wolken mee en drijft ze het land in. Boven het land koelen de wolken nog meer af en de kleine druppeltjes worden groter. Als ze te groot en zwaar worden om in de lucht te blijven, vallen ze naar beneden op de grond. Dit kennen wij als regen.

Via het grondwater, de beken en rivieren stroomt het water dan weer terug naar zee, en is de waterkringloop compleet.

Wolken verdwijnen niet alleen maar omdat het geregend heeft. Als ze verdwenen zijn heeft de wind de wolken meestel omlaag geblazen en zijn de waterdruppeltjes in de wolken weer in waterdamp veranderd.

Hoe ontstaat er SNEEUW ?

In de wolken zit dus waterdamp en waterdruppeltjes. Als de lucht dus erg koud wordt, bevrie­zen deze druppels. De waterdamp condenseert door de koude in kleine druppeltjes, die bijna direkt bevriezen en vastvriezen aan de reeds aanwezige bevroren druppels. Zo krijg je steeds grotere klompjes van aan elkaar gevroren kleine waterdruppeltjes. Worden deze te zwaar, dan vallen ze uit de lucht als vlokken. Als de lucht onder de wolk warm is, zullen de vlokken weer smelten en gaat het regenen. Is de lucht onder de wolk ook koud zoals in de winter, dan blijven de vlokken bevroren en ­­sneeuwt het.

In landen met bergen sneeuwt het vaker omdat de wolken door de berg nog hoger worden geduwd en dus in nog koudere lucht terrecht komen. De kans dat de druppeltjes bevriezen is dan natuurlijk groter dan in een plat land als het onze.

Hoe ontstaat er WIND ?

Om te begrijpen hoe wind ontstaat, moet je weten wat hoge en wat lage luchtdruk is.

De luchtdruk daalt en de luchtdruk stijgt.

Warme lucht is minder dicht en dus lichter. De druk ervan is lager

Koude lucht is dichter en dus zwaarder. De druk ervan is hoger.Wanneer een gebied van hoge luchtdruk (koude lucht) in de buurt van een gebied met lage luchtdruk (warme lucht) komt, gaat het waaien. Hoe groter het verschil in luchtdruk tussen het hoge en lage lucht­drukgebied, hoe harder het waait. Altijd van de hoge luchtdruk naar de lage luchtdruk.

Omdat het rond de evenaar warmer is, is de luchtdruk daar lager dan bij ons. Er ontstaat dus een luchtstroming (wind) vanuit het zuiden naar het noorden.

Wat de windrichting is hangt af waar de luchtdrukgebieden liggen. In ons land komt de wind meestal uit het zuidwesten.

We bepalen de windrichting met behulp van windwijzers, rook, windzakken (langs de weg) of met een haantje boven op de kerktoren.

De snelheid van de wind wordt uitgedrukt met de schaal van Beaufort. Die verdeeld de wind in 12 stappen. Bij windkracht 0 is het windstil, bij windkracht 6 is er een krachtige wind en bij windkracht 12 spreekt men van een orkaan. (laten zien Blz. 30/31)

Spreekwoorden & gezegden over het weer:

Avondrood, mooi weer aan boord.

Morgenrood, water in de sloot.

Wind in de nacht, water in de gracht.

Zuidwest, regennest.

Meeuwen op het land, storm aan de hand.

Vliegt de zwaluw laag, komt er een regenvlaag.

Vliegt de zwaluw hoog, dan blijft het droog.

Sterke dauw, hemel blauw.

Na regen komt zonneschijn.

Komen de vissen naar boven, is het schoon weer te beloven.

Vogels uit het noorden komen voor de kou.

Veel slakken op de wegen, voorspelt veelal regen.

Kring om de maan, wind op de baan.

Vroege vogelzang maakt de winter lang.