Koolmees

Koolmees Spreekbeurt

Een van de meest voorkomende vogeltjes in onze tuin is de Koolmees. Dit grappige drukke vogeltje komt graag in de winter op de voedertafel kijken en buitelt vrolijk aan een pindanetje. In deze spreekbeurt wil ik jullie wat meer vertellen over de Koolmees.

Hoe ziet de Koolmees er uit:

De Koolmees is ongeveer 14 centimeter lang en heeft een zwarte kop met witte wangen. Hij heeft een gele buik waarop hij een zwarte stropdas heeft. Bij het mannetje is de stropdas breder dan bij het vrouwtje.

Geluid van de Koolmees:

Het meest gehoorde lied van de Koolmees bestaat uit twee tonen: “tuut-tuut”. De Koolmees kan dit heel erg vaak achter elkaar laten horen. Vaak is de ene toon wat hoger dan de andere. Zodat het klinkt als een politieauto: “péh-puuh”. Anderen zien er het gepiep van een fietspomp in.

Waar vind je de Koolmees:

Overal waar bomen en struiken zijn, het maakt niet uit of dat het bos is of in de stad.

Voedsel:

De Koolmees eet heel graag rupsen en andere insecten. Maar op de voedertafel in de winter zijn ze ook gek op pinda’s en op vetbollen.

Nestelen:

Koolmeesjes lijken prima ouders. In de broedtijd vliegen ze steeds af en aan om hun jongen te kunnen voeden. In de broedtijd eten koolmezen voornamelijk insecten en insectenlarven. Zij nestelen zich in boomholten en ook vaak in nestkastjes. Ze hebben het liefst een vlieggat dat een paar millimeter groter in doorsnede is dan dat van de pimpelmees. Het gat moet het liefst 32 mm zijn. Meestal hebben ze wel de eis voor een nesthok dat het moet voldoen aan een minimale binnenmaat van 12x12x25 centimeter.

Aan het eind van het voorjaar en in het begin van de zomer wordt de koolmees seksueel actiever, maar vanaf het moment dat de dagen langer worden (21 december) begint het mannetje al veel te zingen.

Wanneer een koppeltje koolmezen elkaar heeft gevonden blijven zij gedurende 1 tot 2 nestjes bij elkaar en nemen ze beide de verantwoordelijkheid voor het voeren van de jongen. Het is echter niet vreemd als het koppeltje hetzelfde nest jaren achter elkaar samen gebruikt. Een gemiddeld nest bevat daarbij 7 tot zelfs 15 eieren waarvan er meestal 6 tot 8 uit het nest komen. Ongeveer 60% hiervan zal volwassen worden, wat iets hoger ligt dan bij de pimpelmees. Koolmezen zijn iets beter bestand tegen strengere winters dan de pimpelmees.

Wanneer een stel koolmezen geselecteerd heeft waar zij kunnen broeden markeren zij dit met verse snavelmarkeringen rondom de opening. Het koppel zal hierna beginnen met de bouw van het nest. Dit nest bevat meestal de spullen die in de buurt te vinden zijn. Deze kunnen bestaan uit mos, haren, veren, bladeren, takjes en ander zacht materiaal. Wanneer het nest klaar is zal het vrouwtje beginnen met het leggen van één ei per dag. Tot een hoeveelheid van ongeveer 8 tot 10 eitjes zal het vrouwtje nog niet beginnen met broeden. Tijdens het broeden zal het mannetje de taak op zich nemen zijn vrouwtje te voeren. Na twee weken komen de eitjes uit waarna beide ouders de jongen zullen voeren.

Om ervoor te zorgen dat geen roofdieren door hebben waar zich een nest bevind zullen de ouders zowel de ontlasting van de jongen, die in een speciaal zakje zit, als de ei schalen ver van het nest brengen. Het nest dient niet alleen om zich tegen vijanden te beschermen, maar ook tegen wind en kou.

Na de periode van 16 tot 23 dagen in het nest kunnen de jonge vogels het nest verlaten. De jongen kunnen net als de ouders goed aanvoelen wanneer het een geschikt moment is. Hierna wordt het voor de ouders een drukke periode om de jongen te leren voedsel te vinden, ze worden bij elkaar gehouden door een druk geroep. Deze eerste periode is moeilijk voor zowel ouders als jongen. Op deze manier vormen zij namelijk ook een makkelijk te traceren doel voor roofdieren. Per jong gaat het aanleren van het zoeken naar voedsel verschillend, maar het gaat over het algemeen wel snel. Jongen leren goed de omgeving kennen waarin ze geboren zijn en zullen daarom ook ieder jaar in de lente terug kunnen keren naar de plaats waar ze geboren zijn. Hierbij kunnen ze kiezen om het ouderlijke nest over te nemen als het niet bezet is.