Spreekbeurt over Turnen (3)

Deze spreekbeurt werd gemaakt door Christel.

Turnen is Leuk

Korte Geschiedenis:

Gymnastiek is een activiteit die al voor meer als 2000 jaar bestaat, maar het is pas 100 jaar geleden ontwikkeld tot een competitie / wedstrijd sport.
De eerste grote ontmoeting van turnen was bij de Olympische spelen van 1986, waar Duitsland de meeste gouden medailles won. Gymnasten uit 5 landen concurreerde in verschillende onderdelen tegen elkaar . Voor mannen waren de onderdelen: Paard, Ringen, Sprong, Brug met gelijke liggers, Rekstok en Vloer.
De eerste internationale wedstrijd buiten de Olympische Spelen werd gehouden in 1903 in Antwerpen. Gymnasten uit België, Frankrijk, Luxemburg en Nederland streden tegen elkaar voor het eerste Wereld Kampioenschap.

Inleiding:

Toestelturnen, op hoger niveau ook wel kunsturnen genoemd, is van oudsher een van de meest verbreidde takken van sport.
Uitverkochte sporthallen bij wereldkampioenschappen en Olympische spelen getuigen niet alleen van grote populariteit, maar ook van een hoge verstrooiingswaarde, die even goed wordt bepaald door de dynamische sprongen als door de gymnastische bewegingen.
Aangezien ook Jahn en Friesen onder turnen meer verstonden dan dat wat zich nu als Toestelturnen ontwikkeld heeft tot eigen tak van sport, dan geldt Duitsland als de bakermat voor het toestelturnen. Herbert Winter, Alfred Schwarzmann en Konad Frey behoo rde tot degenen, die in de jaren voor de oorlog het hoge prestatie niveau van het duitse turnen vertegenwoordigde, waarbij zij vooral te maken hadden van concurrentie uit Zwitserland, Finland en Tsjecho-Slowakije. Na de oorlog domineerde vooral het westen van Duitsland, totdat de DDR in het kader van de algehele sportieve opkomst ook in het turnen voor heren en dames aansluiting vond bij de wereldtop.
Na langdurig dieptepunt behoren de west Duitsers sinds 1972 weer tot de subtop.
Het dames turnen, dat in vergelijking met de heren lang als tweederangs werd afgedaan, heeft de laatste jaren een adembenemende ontwikkeling door gemaakt. De turnsters van de Sovjet-Unie, Roemenië, Hongarije en tegenwoordig ook zeker de VS, China en Nederland hebben die ontwikkeling bepaald.
Steeds moeilijkere oefeningen, sneller opeenvolgende combinaties, en een hogere graad an zekerheid en beheersing van vooral ook langere oefeningen zijn kenmerken van een internationale top prestat ie, die menigte eerder afschrikt dan aanspoort zich opzo’n toestel te begeven.
Zo goed als vb niet iedere tennisser of skiër zal ervaren, zo hoeft ook niet iedere turnernaar de kroon te steken om plezier te hebben n het turnen. Daarbij dient bovendien te worden aangetekend dat toestelturnen voor kinderen en jeugdigen een grote aantrekkingskracht heeft, die fysiologisch en pedagogisch voor de totale persoonlijkheidsontwikkeling van grote waarde kan zijn.

Algemene grondslagen van de sporttraining:

De in het dagelijks leven telkens weer opgedane ervaring, dat het menselijk lichaam in staat is zich in hoge mate aan te passen aan nieuwe invloeden van buitenaf, in het bijzonder fysieke belasting, is eenvoudig de grondslag van de trainingsgedachte. Op het gebied van de sport wordt belasting bedoeld in de zin van lichamelijke activiteit; het aanpassingsproces beperkt zich echter niet tot het terrein van de fysiologie, maar strekt zich ook uit tot de psychisc he, motorische en intellectuele eigenschappen van de betrokkene.
Sporttraining moet dus niet worden opgevat als een momentopname, maar als een langdurig proces met als doel leveren van een zwaarwegende bijdrage aan de ontwikkeling tot een veelzijdige persoonlijkheid.

Training is daarom een pedagogisch proces, en dat in ons geval gericht is op sport en daaraan voor een deel haar doelstelling ontleent:
De verbetering van de lichamelijke eigenschappen (ook wel de motorische eigenschappen of de conditie genoemd). Tot de belangrijkste lichamelijke eigenschappen worden met betrekking tot de sport, kracht, uithoudingsvermogen, snelheid en lenigheid gerekend.
Het zich eigen maken van bepaalde bewegingstechnieken. De sport kent tal van bewegingsvormen. Die allemaal te leren, lijkt onmogelijk. Toch moet het doel van iedere sporttraining zijn op basis zijn van een zo breed mogelijke bewegingsschat te komen tot de specialisatie op de bewegingseisen van een b epaalde tak van een sport.
Het zich eigen maken van tactisch gedrag. Sport, die met het doel aan wedstrijden mee te doen bedreven wordt, vraagt kennis van de regels en begrip van het mogelijke gedrag van de tegenstander.
De mentale betrokkenheid bij het trainingsproces. Dit aspect neemt zeker in onze maatschappelijke ordening een belangrijke plaats in. Niemand kan tot sport of prestatie sport gedwongen worden. Het wekken van de belangstelling voor een bepaald soort sport en de deelneming aan het overleg rond de trainingsgebouw kunnen nog in de eerste plaats bijdragen aan een voortdurende motivatie om sport te beoefenen.
Om deze doelstelling van sport te benaderen, moeten enkele principes niet uit het oog worden verloren.
De training moet gericht zijn op succes op lange termijn.
Er moet regelmatig en systematisch worden getraind. Daarom is afstemming op voorlopige doelen noodzakelijk.
De training moet gericht zijn op het voor de betrokk ene hoogst haalbare.
De levenswijze moet afgestemd zijn op de eisen, die de sport stelt.
Er moet rekening gehouden worden met de wetenschappelijke kennis

Algemene voorwaarden voor het toestel turnen:

Lichamelijke voorwaarden

Turners zijn klein en kunnen ‘van gespierdheid bijna niet lopen’. Deze karikatuur heeft nooit geklopt met de werkelijkheid en klopt tegenwoordig ook niet. Natuurlijk is het wel zo, dat toestelturnen, net als elke andere tak van sport, bepaalde eigenschappen verondersteld en die ook verder ontwikkeld. Zoals in bijna alle sporten geldt ook voor turnen, dat niet iedereen geschikt is voor het leveren van topprestaties. Wel is voor iedereen een acceptabel turntechnisch niveau aan toestellen haalbaar.
Het kan natuurlijk niet worden verzwegen, dat bij hanghoogte van 2,50 meter er grenzen zijn gesteld aan de gymnastische ontwikkeling. Daarom geldt voor iedereen die wil gaan toestelturnen, dat: kracht en lenigheid, gekoppeld aan talent bewegingen te leren en zich bij gelegenheid zich ook innerlijk te kunnen overtreffen, voorwaarden zijn voor toestel turnen.

Materiële voorwaarden

Een eenvoudige vorm van het toestelturnen kan buiten, onder natuurlijke omstandigheden, al beoefend worden. VB: buiten op een grasveldje kunnen al deels grondoefeningen gedaan worden, of steunen op het hek. Deels vormen die inderdaad de oorsprong van het turnen, deels zijn het simpele vormen van bewegen, die in het dagelijks leven voor komen. Als er echter sprake is van toestelturnen als sport, dan moeten er bepaalde eisen worden gesteld, waaraan turnzaal, toestellen en matten tenminste moeten voldoen.

Turnzaal

In het verleden en in de eerste jaren na de oorlog hebben vele turnverenigingen laten zien onder welke uiterst beperkte omstandigheden qua ruimte toch nog aan toestelturnen kon worden gedaan. Maar ook bij ons bij de gebruikelijke voorzieningen kunnen nog een aanta l eisen worden genoemd, waaraan een accommodatie moet voldoen.
Ervan uitgaande dat alle wedstrijdtoestellen tenminste afzonderlijk kunnen worden opgebouwd in de sportzaal, zal die zeker 14m breed, ongeveer 25m lang en tenminste 5m hoog moeten zijn. Als men er naar streeft alle toestellen op een eenvoudige manier op te stellen, dan moet de hal al gauw 16 bij 32m zijn, waarbij turners en turnsters beidde van de zelfde toestellen als sprong en vloer gebruik maken.
Vanzelfsprekend moet de zaal goed belicht zijn en geventileerd, terwijl ook een juiste temperatuur moet heersen. Ook moet worden gelet, op gevaarlijke en scherpen hoeken, of dingen die in de weg staan. In de bouwvoorschriften word doorgaans al rekening gehouden met deze eisen.
Als ondergrond in de sportzaal hebben de eenvoudig verende vloeren met een PVC-bedekking in de praktijk hun deugdelijkheid al bewezen. Vloerverwarming laat zich technisch maar moeilijk met verende vloeren verenigen; overigens best aan er tegenwoordig zulke goede plafondverwarmingsinstallaties dat het geen probleem meer is.

Toestellen

Het uiteindelijk doel alle wedstrijdtoestellen te hebben, kan aanvankelijk heel goed worden nagestreefd door compromissen te sluiten. Temeer daar toestellen met olympische afmetingen voor beginners en kinderen in de trainingssituatie maar al te vaak methodisch minder geschikt zijn. Een vrije oefeningsvloer van 12x12m, nodig voor wedstrijden, is duur en neemt erg veel plaats in. Naadloos aan elkaar gelegde matten met daarover heen eventueel een lange mat, kunnen echter uitstekend dienst doen als vervanging.

De ontwikkeling van het voltigeerpaard als turntoestel heeft wat de romp betreft zijn definitieve vorm wel bereikt. Door vervanging van eventueel verouderde steunen kan het paard enigszins nog worden gemoderniseerd.
Een ringeninstallatie aan de rail en bevestigd aan draagbalken van de zaal is een volwaardige turnvoorziening, als tenmin ste het onderhoud van de kogellagers niet wordt vergeten en gekozen is voor staaldraden. Een ringstellage is in het normale gebruik absoluut niet nodig.
Door de steunen van het voltigeerpaard af te schroeven kan het eenvoudig gebruikt worden als springtoestel; toch verdient een speciaal springpaard met naadloze leerbekleding zeker de voorkeur, omdat het neerzettenevan de handen op de ijzeren schroeven bloeduitstortingen tot gevolg kan hebben. Ook het springtoestel van tegenwoordig is verder ontwikkeld. I.p.v het springpaard, wordt tegenwoordig de pegasus gebruikt. Het voordeel van de pegasus is, dat hij een enorme veeringskracht heeft, waardoor te turners en turnsters, moeilijkere sprongen kunnen doen.
Bruggen zijn er in verschillende uitvoeringen en kwaliteiten. Voor jonge kinderen moet gelet worden op gemak, waarmee de bruggen verplaatst kunnen worden, en de nauwkeurige verstelbaarheid. Als er hogere eisen worden gesteld, is de stabiliteit van het onderste gedeel te van groot belang. Leggers van goede kwaliteit met een kunststoffen kern zijn tegenwoordig makkelijk te verkrijgen. Ze zijn niet zo duur, en kunnen van menig oude brug weer een bruikbaar toestel maken.
Ook voor de brug ongelijk is er genoeg keus qua prijs en kwaliteit. In het begin kan nog wel worden voldaan met een parallelbrug. Maar toch al snel is de aanschaf van een spanbrug aan te raden, omdat alleen dergelijke brug onbeweeglijkheid garandeert.

De constructies, die ervoor zorgen dat de evenwichtsbalk stevig staat, zijn ook aanzienlijk verbeterd. In het begin kan worden voldaan met een oud model, dat door nieuwe bekleding aanzienlijk van worden verbeterd. In tegenstelling tot de oude modellen zijn vooral de steunpoten veranderd.

De minitrampoline, een relatief nieuwe vinding voor een gemakkelijke en hoge afzet, word steeds meer aangewend in de aanloop naar het paardspringen. Maar ook onderdelen uit de vrije oefening kunnen erop getraind worden. Wat de verschillende fabriekanten op de markt brengen loopt niet veel uiteen. Wel moet gelet worden op de goede afdekking van het metalen frame.

Onmisbaar zijn natuurlijk de normale springplanken. De door Reuther ontworpen verende planken hebben inmiddels in de gehele wereld de slag gewonnen. Reutherplanken worden niet alleen gebruikt bij paardspringen, maar ook bij brug of balk als hulp bij de opsprong.

Matten

Belangrijk voor veilig toestelturnen zijn voldoende en geschikte matten. Als eerste worden doorgaans genoemde afsprong of dikke matten aangeschaft. Met oppervlak moet egaal en slip vast zijn, maar meegeven bij draaiing van de voet. De matten moeten naadloos aan elkaar kunnen worden gelegd en mogen niet verschuiven op de vloer. Het gewicht mag daarbij niet te groot zijn. De valmat is eveneens een belangrijk hulpmiddel geworden in de turnzaal ter verhoging van de veiligheid. Eigenlijk is een dergelijk kunststof valmat onmisbaar, zeker als wordt gewerkt met beginnelingen. Gelet moet worden op een juiste verhouding tussen dikte van de mat en de hardheid, omdat anders het doorslaan bij het neerkomen van grotere hoogte gemakkelijk kan leiden tot verstuikte enkels.

Motorische eigenschappen: Lenigheid

Lenigheid: Noodzaak en voorwaarde
Lenigheid is zonder meer een van de belangrijkste motorische eigenschappen. Dat is al van oudsher bekent gegeven.
“wat is dan wel lenigheid en waarom s lenigheid dan zo noodzakelijk?”

Definitie lenigheid:
Lenigheid is het vermogen van de mens om bewegingen met grote bewegingsuitslag uit te voeren.
Die definitie geeft direct de noodzaak en voorwaarde van een goede lenigheid aan. De noodzaak is er om blessures te voorkomen en de voorwaarde om bewegingen goed en met zo ruim mogelijk bewegingsuitslag uit te voeren.

Spieren, die niet regelmatig gebruikt worden of gerekt worden óf die alleen maar op krachtstoename getraind worden, zullen verkorten.

Verkorten, wat is dat?

Het begrip verkorte spieren geeft aan dat er sprake is van een – in de loop der tijd ontstane – verandering in de uiterste stand van de botstukken.
Het gewrichtskapsel ondergaat dat eveneens veranderingen, het past zich aan de nieuwe situatie aan.
Er is overigens in geval van spierverkortingen absoluut geen sprake van spierverschrompeling van kapsel en in geval van verlenging geen sprake van langer worden c.q. uitgerekt zijn van kapsel.
Verkorte of verlengde spieren bestaan alleen in de zin dat de tussen ruimte van pees tot pees, korter of langer is geworden. Qua inwendige structuur is de spier niet verkort of verlengd.
Voor de praktijk betekent dit, dat het rekken van de zogenaamde verkorte of verlengde spier beslist niet riskanter is.

Rekken of verrekken:
Rekoefeningen kunnen op verschillende termijnen effectief zijn.

Effecten op langere termijn:
Door dagelijks re koefeningen te doen kan de spierlengte daarmee de lenigheid positief beïnvloeden.

Effecten op korte termijn:
Als onderdeel van de warming-up kan men bereiken dat er sprake is van een zo goed mogelijke voorbereiding op vooral explosieve bewegingen. De prestatiegeschiktheid neemt daardoor toe. Het verminderen van de kans op blessures.
Door het uitvoeren van rekoefeningen kunnen er 2 effecten optreden.
1. Een soepeler bewegen en een ‘trekvastheid’ van het bindweefsel. Door het bindweefsel langzaam op te rekken wordt het weefsel van de gewrichten (kapselbanden) en in en aan de spieren (pezen) gestimuleerd om gemakkelijker en soepeler te bewegen. Daardoor kan men grote ‘trek en schok’ belastingen beter opvangen.

2. Een toename van de doorbloeding. Een toename van de doorbloeding is niet alleen van belang voor de spier zelf, maar juist voor de slecht doorbloede pees. Het effect van de doorbloeding gebeurt NA het stretchten. Stretchen vereist veel deskundigheid van de leiding. Enige kennis van de anatomie is vereist om de juiste stretchhoudingen te bepalen en te corrigeren. Het kiezen van gerichte stretchoefeningen vereist daarnaast veel inzicht van het verloop van de turnbewegingen.

Als je rekt:
Een aantal eenvoudige vuistregels voor het uitvoeren van stretchoefeningen zijn:

  1. Stretchoefeningen horen in elke turntraining thuis waar explosief getraind wordt.
  2. Doe een warme stretch (eerst enige minuten warmlopen)
  3. Na een zware les/training een cooling-down uitvoeren.
  4. Stretchen langzaam uitvoeren. Niet veren dus. Rek tenminste 8 sec en niet langer dan 15 sec.
  5. Bij het stretchen komt een licht gevoel van trek. Stretchen mag niet echt pijn doen.
  6. Stretch elke spiergroep 2 tot 3 keer. Herhalen tot er een grote beweeglijkheid te zien is.
  7. Wissel links en rechts af.
  8. Tijdens het stretchen ontspannen door ademen.
  9. Stretchoefeningen moet gericht zij n op de spieren die later in de les zwaar belast gaan worden!!
  10. Zorg dat je niet afkoelt. Wissel dus af met een looppas.
    Stretchen doe je voor jezelf, ieder heeft zijn eigen grens!

Losse turnoefeningen:

De handstand

De handstand is een fundamentele eenheid in het turnen. Zeer veel turnbewegingen gaan vanuit de handstand als grondvorm. Zo is de handstand de basis van vele acrobatische sprongen (radslag, arabier, overslag etc.), voor het steunzwaaien, het steunspringen. Een goede handstand is een voorwaarde, een slechte een volledige ramp!

Analyse van het bewegen:
Het lichaam dient in de handstand volledig aangespannen te worden, en wel zodanig, dat een rechte lijn loopt van handen, schouders, heupen, knieën naar tenen. De handen zijn op schouderbreedte en het hoofd tussen de armen.
Wanneer de handstand hol is, kan dit de volgende oorzaken hebben:
“slappe” buikspieren
de beweeglijkheid in het schouder gewricht is onvoldoende (om balans te houden trekt men hol)
In het eerste geval, de buikspieren gaan trainen. Bekken leren kantelen (het lichaam afwisselend aan- en ont- spannen).

Vormspanning:
Essentieel voor de handstand is de vormspanning. Talrijke vormspanningsoefeningen zullen het kantelen van het bekken en het perfecte aanspannen verbeteren.

Balans:
Ondanks een goede lichaamshouding en spanning blijft een turn(st)er vaak niet in de handstand staan. Dus moet men leren de juiste balans te vinden.

Toepassingen handstand:
Na het automatiseren van de handstand, kan men met de beweging gaan
a. variëren
b. verbinden
c. combineren.

Variëren:
Variëren is het uitvoeren van de beheerste beweging in andere situaties. De handstand kan men maken op bank, lage-hoge balk, handstandklosjes, grondbrug, hoge brug of rek.

Verbinden:
Verbinden is het opnemen van de beheerste beweging in een grote r geheel. Dit kan door:
voor de handstand een andere beweging uit te voeren b.v.: uit hurkzit, kringspreiden, zweefstand, kopstand komen tot handstand, etc
achter de beheerste handstand een andere beweging uit te voeren. Handstand doorrollen is hier een goed voorbeeld van. Ook kan men vanuit de handstand doorzakken tot buiklig

Combineren:
Combineren is tijdens de uitvoering van de beheerste handstand één of meer bewegingen toevoegen. De belangrijkste mogelijkheid is hier het toevoegen van acties om de lengte as, zoals ¼, ½, 1 draaien om de lengte as.
De handstand hele draai kan men weer variëren door de benen in staghouding of spagaat te houden.

De radslag

Eigenlijk is de radslag een vervolg op het opzwaaien tot handstand.

Bewegingsverloop
Bij het naar de grond brengen van het bovenlichaam (zoals bij de handstand) wordt het lichaam, afhankelijk van de voorkeur van het zwaaibeen, naar een zijde gestrekt. De handen worden na elkaar in de bewegingsrichting neergezet. De benen blijven gespreid. Het zwaaibeen wordt bij het neerkomen tot stand dicht achter de tweede hand neergezet, de tenen van die voet wijzen naar die hand.

Toepassingen radslag
Na het automatiseren van de radslag, komt de fase van het spelen met de radslag.Talrijke mogelijkheden liggen daarvoor te kust en te keur. In eerste instantie gaat het om toepassingen van de radslag op de mat/grond.
We kunnen achtereenvolgens gaan sleutelen met:
A. De inzet
B. De hoofdfase
C. De eindfase

A.) De inzet:
De inzet van de radslag is vrijwel identiek aan de overslag. Vanuit de voorheup is nog niet te zien of een overslag, dan wel een radslag gemaakt zal worden. Pas vlak voor het neerzetten van de handen wordt de romp ingedraaid.
Vanuit de voorhup kan men in eerste instantie de afzet stimuleren.We krijgen dan de gesprongen radslag, waarbij sprake is van een duidelijke aanzweef. Belangrijk is het opvangen van de sprong in de polsgewrichten.
Behalve uit de voorhup kan men ook vanuit stand verschillende mogelijkheden laten uitvoeren.
Bijvoorbeeld: Radslag uit zweefstand
Radslag vanuit hurkzit
Radslag vanuit kniezit

B.) De hoofdfase
Er wordt gedraaid om de diepte-as van het lichaam. De handen staan dwars op de bewegingsrichting. Het lichaam moe lang en gespannen zijn. Een holle lichaamshouding moe voorkomen worden!
In de hoofdfase kan men zowel met armen als benen variëren.
Voor wat betreft de benen kan men in de radslag:
De benen direct sluiten
Een “spreid-sluit-spreid” actie invoeren.

Voor wat betreft de armen, kan men achtereenvolgens turnen:
De ellebogen arm
Radslag op 1 arm, de dichtstbijzijnde arm
Idem, maar nu op de verste arm

C.) De eindfase
Er zijn drie mogelijkheden:
Zijwaarts:
Voorwaarts: met het gezicht in de bewegingsrichting . Men maakt na de afzet van de han en een om de lengte as voorwaarts. Voor deze beweging is meer afzet van de handen nodig. Na deze radslag is makkelijk een verbinding uit te voeren.
Rugwaarts: Eindigen met de rug in de bewegingsrichting. Na de afzet van de handen volgt een draai om de lengte as terug. Van de 3 genoemde mogelijkheden i deze uitvoering de minste afzet energie nodig. Deze radslag is bij uitstrek geschikt om op de balk geturnd te worden.

De salto

Wat is een salto?
De salto is te definiëren als een volledige draai (dus 360 graden) van het lichaam om de breedte as zonder plaatsing van de handen. Een uitzondering is de zijwaartse salto waarbij de volledige draai plaats vindt om de diepte as. Het maken van een salto kan in verschillende houdingen, die allen hun eigen draaisnelheid hebben.
Volgens de biomechanica geldt dan dat de turnster het langzaamst draait in de gestrekte positie.
Gehurkt: 3,5 maal zo snel als volledig ges trekt
Gehoekt: 3 maal zo snel als volledig gestrekt

Techniek van de salto voorover:
De salto’s voorover zijn elementen die voor bijna iedereen haalbaar zijn. Dat komt vooral van de ruime verspreiding van de minitrampoline.

Vanuit een paar passen volgt een aansprong waarbij de voeten vóór de zoveel mogelijk verticaal gehouden romp, naar de afzetplaats worden geschopt. Hierna volgt zoals bij elke salto een stijgfase, een rotatiefase en een landingsfase.

Stijgfase:
De verticale stijging komt voort uit:
Het naar voren schoppen van de voeten naar de afzetplaats waar, door remhefwerking, voorwaartse snelheid omgezet wordt in hoogte.
De felle strekking van de enkel, knie en heup tijdens de afzet zorgen voor extra hoogte. Deze strekking moet zo fel zijn dat men ‘kaatst’.
De armzwaai zorgt voor extra druk op de afzetplaats. Door de opwaartse beweging van de armen ontstaat een neerwaartse druk op de afzetplaats. Newton spreek t van Actie = Reactie. Dus druk op de afzetplaats levert als reactie een kracht naar boven op.

Rotatiefase:
Door de remhefwerking ontstaat een voorwaartse gebogen baan (kogelbaan). Deze baan ligt na de afzet vast.
De voorwaartse rotatie kan versneld worden door lichaamsdelen naar de draai as te brengen.
De armzwaai die afgerend wordt, zorgt voor energie overdracht naar de romp. Als daarna de schouders naar de vloer gedrukt worden, zullen de heupen sneller over de schouders heen draaien. Hierdoor ontstaat een rotatie versnelling.

Landingsfase:
Afhankelijk van de draaisnelheid vindt na ¾ salto de voorbereiding op de landing plaats. Deze voorbereiding mag geen overstrekking in het borstbeen zijn. De houding van het lichaam is onderstrekt. Dit om eventuele verbindingen na de salto voorover te kunnen maken.
De landing vindt plaats op de voorvoeten en een licht buigen van enkel-, knie- en heupgewricht. De armen die tijdens landing naast de oren zijn gebracht dalen naar voorwaarts. Ze mogen in geen geval doorgezwaaid worden tot voorbij de heupen.

De techniek van de salto achterover
De techniek start voornamelijk vanuit een daarvoor gesprongen arabier of flikflak. Belangrijk is daarbij de kurbet actie (Hol-bol of andersom).
Daarna volgen weer 3 fasen.

De afzetfase:
Uit de kurbet beweging volgt een kort contact met de afzetplaats waarbij er zeer fel gestrekt wordt in enkel, knie en heup. Tegelijkertijd word n de armen langs de oren opgezwaaid, waardoor er net als bij de salto voorover extra druk wordt gezet op de afzet. Belangrijk is het omhoog brengen van de schouders, voordat men de eigenlijke salto houding aan neemt. Hierdoor ontstaat de nodige hoogte. Het lichaam moet op het moment van afzetten, recht op staan. Er moet geturnd worden met een gespannen lichaam. Buigen van knieën e.d. voorkomen.

De rotatiefase:
Als het lichaam los is kan de baan niet meer ve randeren. Er is dus geen reden om lang te wachten met inhurken voor de salto. Na de afzet wordt dan ook direct de salto ingezet. De knieën worden fel op en over het hoofd “geschopt”. Het hoofd mag nooit in de nek genomen worden omdat hierdoor veelvuldig hol getrokken wordt in het lage rug gedeelte.
De armen kunnen het best via zij terug gebracht worden naar de knieën, dan is de kans klein dat ook de schouders richting knieën gaan. Deze voorwaartse rotatie in een achterwaartse salto is niet gewenst. In de prestatiefase moet op het hoogste punt, de rotatie voor ¾ klaar zijn.

De landingsfase:
Het voordeel bij de salto achterover is het feit, dat de turnster al vroeg de landingsplaats kan zien. Als de salto op het hoogste punt voor ¾ klaar is, dan is er vanaf dat moment oogcontact met de vloer. Vóór de landing volgt al een strekking uit de hurkhouding zodat het landingsvlak actief word genaderd.
Tijdens de landing wordt de kracht opgevangen door het buig en in enkel, knie en heup waarbij de armen dan naar zij voor gebracht worden.

Blessures & Gezondheid

Blessure
Hier bespreek ik alleen de kleine veelvoorkomende blessures.
Distorsies zijn verstuikingen of verrekkingen in de gewrichten, bij het toestelturnen regelmatig voorkomend aan de vingers en de voetgewrichten. Omdat deze blessures bijna altijd met bloeduitstortingen vergezeld gaan, is het aan te bevelen direct stevig in te tapen. Het gewricht moet direct gekoeld om verder bloeduitstortingen te voorkomen.

Zeer dikwijls, in het bijzonder bij beginners rolt de huid op de binnenzijden van de handen op. Ook al is theoretisch dit probleem te voorkomen, door langzaam harden van de handen.
Het opendraaien van de handen, dikwijls voorafgaand aan een bloedblaar, is bij de juiste behandeling ongevaarlijk. Problemen ontstaan pas, als er ontstekingen optreden. De beschadigde huid moet met een scherp schaartje worden afgeknipt dat een glad oppervalk ontstaat. Inwrijven met een handcrème kan een uitstekend hulpmiddel zijn.
Oudere, ervaren turnsters zijn in staat om met bandages en beschermleertjes, met deze blessure gewoon door te trainen. In hoeverre een behandeling met een zalf preventief kan zijn, is moeilijk te zeggen, omdat er verschillende huidtypes bestaan.
De beste bescherming biedt de eeltlaag, die de huid zelf vormt als een natuurlijke bescherming.

Problemen met de gezondheid:
In dit onderwerp behandel in twee invloeden op de gezondheid, die typisch zijn voor het toestel turnen.
De eerste is het afscheuren van de achillespees. Het voorkomen van deze blessure, die overigens ook toegenomen is zonder dat men prestatiesport beoefent, wordt dikwijls nauw in verband gebracht met het toestelturnen.
In het bijzonder zijn twee redenen, waarvan de samenhang duidelijk te zien is, voor het verminderd voorkomen van het afscheuren van de achillespees aan te geven:
– De afspro ng techniek bij de salto’s achterwaarts
– De grotere veerkracht van de vloeroppervlakken.
Tot in de jaren 50 werden vloeroefeningen op zeer harde ondergronden geturnd. Met de invoering van de verende bodems, veranderde ook de sprong technieken. Onderzoekingen leidde min of meer tot de conclusie, dat zeer dikwijls de terugstoot van het veren van de bodems niet synchroon verliep en dat zo terugkrachten ontstonden, waar een reeds beschadigde achillespees niet tegen bestand was.

Moeilijker is de vraag van het ontstaan van de wervelkolom door overbelasting te beantwoorden.
Onderzoekingen van de wervelkolommen van turnsters geven meer dan gemiddeld voorkomende pathologische veranderingen aan.
Bijzonder veel worden genoemd;
– Scoliose, het zijwaarts verbuigen van de wervelkolom
– Osteochondrose, dat zijn betrekking hebbend op de wervelkolom, veranderingen aan de benige uitsteeksels van de wervels
– De ziekte van Scheuermann
Spondylo lyses en spondylolysthesis. Het eerste is het uiteenvallen van een wervel, waarbij een kloof ontstaat tussen de bovenste en onderste gewrichtuitsteeksels. Het tweede is een wervel verschuiving ten opzichte van elkaar.